/cru/a/cHj
De reis naar Jeruzalem
In 1909 kocht mijn grootvader, Willem Mooij (1876-1950), van de weduwe Boot-Hitlock een
herberg met opstallen in Kerkbuurt ofwel, Harenkarspel, want zo heette Kerkbuurt toen. Uit oude
vergeelde papieren bleek dat er in de 17e eeuw op die plaats ook al een herberg met doorrijstallen
moest zijn geweest, diezelfde papieren maakten melding van een verhaal uit lang vervlogen tijden
dat volgens mevr. Boot waar gebeurd was.
Het verhaal gaat over een weddenschap tussen een welgestelde boer uit Kerkbuurt en rijke boeren
uit Tuitjenhorn en Kalverdijk.
De boer uit Kerkbuurt wilde lopend naar Palestina, toen het Heilige Land, in die tijd een hachelijke
onderneming. Hij beweerde dat hij binnen het jaar terug zou zijn en zette daar zijn hele veestapel
en vermogen op. De boeren uit Tuitjenhorn en Kalverdijk kregen een deel van zijn veestapel en
geld, op voorwaarde dat zij hem het dubbele zouden teruggeven wanneer hij op tijd terug zou
komen.
Hier en daar wat moeilijk leesbaar stond het verhaal als volgt in de boeken.
DF. WEDDENSCHAP.
Met een brede zwaai sprong Maarten Weel van zijn paard. Het was twee uur in de middag en hij
keerde juist terug van de markt in Schagen. "Zie zo" mompelde hij in zich zelf das best gaan en
hij voelde voorzichtig onder zijn rij-jas waar hij 38 goudguldens wist die hij voor z'n twei woiders
vongen had.
Arie Woizend, z'n knecht zou ok zo wel komme, die had nag een schraal beissie kocht baai 't
schoide van de markt, nou ja as ie hier wat groeie wou kon ie er meskien nag wat an verdiene.
Langzaam liep hij het pad op naar z'n boerderij die bijna verscholen ging achter hoge olmen. Hij
knikte goedkeurend, het zag er goed en verzorgd uit. Een lichte hooibroei kwam hem tegemoet, ja
het was een prachtige zomer geweest in het jaar 1641 en het hooi voor de winter was goed
gewonnen.
Hij gaf zijn paard over aan de oude knecht die nog voor grootvader gewerkt had en voor wijlen
zijn vader die drie jaar geleden plotseling overleden was.
23