alleen van z!n krib om naar de W.C. te gaan. Een wandelend skelet, gelukkig grijpen een stel ouderen in. Die hebben een aparte kamer, ze nemen Jan bij zich, wassen hem, trekken hem schone kleren aan en dwingen hem om te eten. Zo redden ze zijn leven. Er is nu 's nachts vaak luchtalarm. Eerst gingen we er uit en het veld in maar nu weten we dat het om andere doelen gaat en blijven rustig in bed hoewel ons gebouw direct achter het station ligt, we zien wel Als Dresden gebombardeerd wordt, 100 km verderop, trilt bij ons de grond. De Führer is dood!!! In de stad hangen de hakenkruisvlaggen halfstok. Grote verslagenheid. Ze beseffen dat het spel bijna uit is. Bijna, want er wordt nog steeds gevochten, maar van alle kanten dringen de geallieerden nu op. Wij in deze uithoek wachten echter nog op onze bevrijding. 6 mei: Via de radio horen wij dat de Duitsers in het westen hebben gecapituleerd. Nederland is nu helemaal vrij, we vieren feest en zingen het Wilhelmus. Hier zijn de Russen nu heel dichtbij. Op het station verschijnen steeds meer treinen met vluchtelingen. 7 mei: Er komen Russische vliegtuigen boven de stad, laag en schietend. Als ze weg zijn komt een volkssturmmannetje schichtig vanonder een luifel. Alle heldhaftigheid is verdwenen. 8 mei: De Russen zijn nu dichtbij, maar een bevrijding door het Rode leger zien we niet zo zitten. De Duitse propaganda heeft toch ook ons beïnvloed. We willen vertrekken maar de lagerführer laat ons niet gaan. Dan maar zonder toestemming met de nodige risico's. In kleine groepjes mengen we ons tussen de Duitse vluchtelingen. De eerste trein die aankomt is voor ons, waarheen, dat weten we niet en kaartjes hebben we ook niet. De chaos is compleet, het is inmiddels donker. "Auf wiedersehn Zittau". 9 mei: Na een halve nacht in een schuilkelder vanwege luchtalarm komen we rond het middaguur op het station van Tetschen (Decin). Als we daar enige tijd staan worden we eerst beschoten en daarna gebombardeerd. In een gangetje van het station vind ik dekking en tijdens een korte rustpauze ren ik naar een schuilkelder aan de overzijde van het stationsplein. Op het plein een enorme ravage: puin, gewonde en dode mensen en paarden. Ik leef nog! De trein is onbeschadigd en vertrekt weer, maar komt niet ver. De rails is kapot, dan maar lopen. Na een paar uur komen we door een dorpje, een vrouw wenkt Jan en mij naar binnen. We mogen ons wassen, krijgen wat te eten en ik krijg de schoenen van haar gesneuvelde man. Dan is er plotseling een enorm rumoer. Een Duitse legerafdeling komt in wilde wanorde door het dorp: "De Russen komen!!". We klimmen op een langzaam rijdende legertruck, een proviandwagen. Als de wagen voor een noodzakelijke reparatie enige tijd moet stoppen wordt de laatste ontsnappingsroute afgesneden door het laten springen van een brug over de Elbe in Aussig (Ustzi). In de nacht komen we in Ustzi aan en vinden tenslotte onderdak in de kelder van een openbaar gebouw waar de Tsjechische verzetsbeweging klaar zit om de boel over te nemen. Als we de volgende morgen worden gewekt is ook hier de oorlog over. We worden voorlopig ondergebracht in een barakkenkamp, 's Middags komt het Rode Leger de stad binnen, dus toch Jan, m'n toekomstige zwager, komt de volgende dag het kamp binnen met een fiets, gekregen van een Russische soldaat die hem heeft afgepakt van een Duitser. Jan wil ermee naar huis fietsen maar ruilt hem even later in voor een mondharmonika als men hem heeft verteld dat "huis" 1000 Km ver weg is. Na een paar dagen mogen we het kamp verlaten, er gaat een trein westwaarts, 's Nachts stoppen wc in een bos, de Russische soldaten dwingen sommigen van ons voor hen te werken, anderen gaan op vrouwenjacht. Als ze er een vinden moeten ze mee.... Een jonge vrouw wordt 7 maal verkracht, haar vriend die haar wil verdedigen krijgt een klap met de kolf van een geweer tegen zijn kop. Nadat de trein een poos op dood spoor heeft gestaan rijden we via Annaberg, Chemnitz en Dresden tot op enige afstand van Torgau. Dresden is alleen nog maar puin. 93

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 93