zij hadden ook geen bericht van ons meer gehad, ze wisten ook niet of wij nog in leven waren.
6 juni kwam er bericht dat we naar huis toe konden. Dit ging met een oud vrachtwagentje naar
Valkenswaard, waar we de nacht door moesten brengen in een school. Daags erna werden we naar
Amersfoort gebracht. Daar moesten we overnachten in het voormalige concentratiekamp, wij waren
een van de eerste transporten die naar het westen van Nederland gingen. De trein die ons naar
Alkmaar zou brengen heeft er ongeveer 5 uur over gedaan. Langs de spoorbaan stonden veel
mensen met borden waarop stond "Wie weet er iets van waar dan een naam op volgde. Voor
het station in Alkmaar stonden veel mensen te wachten en te kijken of er nog familieleden bij
waren. Daar stonden ook mijn zuster en zwager. Vanaf Alkmaar zijn we bij hen achter op de fiets
naar Warmenhuizen gereden. Ze hadden vanuit Alkmaar gebeld dat we onderweg waren. Dit was
gebeurd via Zaadhandel C.Beemsterboer, een van de weinige telefoons in het dorp.
Na 9 maanden spoorloos geweest te zijn keerden we eindelijk terug, vervuild en gekleed als
zwervers. Schoenen waren totaal versleten, hemden had ik niet meer, onderbroeken waren nog
rokjes, overhemden had ik omgekeerd, de knopen aan de binnenkant genaaid zodat het boord dat
aan de binnenkant nog heel was nog een acceptabel gezicht gaf. Mijn broek en sokken had ik
gestolen van de Duitse Marine.
Na de thuiskomst moesten we ons weer helemaal aanpassen aan het normale ritme. Het slapen was
al iets vreemds. Twee maanden lang hadden we geen normaal bed gezien. In het hooi, soms in een
voederbak of gewoon op vloeren, of half staande in een hoek van een schuur waar paarden rond
liepen en een kerk, overal sliepen we.
Na thuiskomst moesten sommige jongens op advies van dokter Van Hesteren foto's laten maken
want er heerste veel T.B.C. onder de thuiskomers, twee jongens uit Warmenhuizen waren hiermee
besmet. Dit waren de nasmarten van veel ontberingen en slecht eten.
We zullen hopen dat zich dit nimmer zal herhalen. Het moet voor de ouders een vreselijke tijd zijn
geweest als je niet weet waar je kinderen zijn, of ze nog leven en hoe.
Piet van den Berg
Dagboekrestanten en herinneringen van een dwangarbeider.
Heiloo, zaterdagmorgen, 13 jan. '45
De temperatuur is rond het vriespunt. Het is koud en de vannacht gevallen sneeuw is een vieze
brei geworden.
Er zijn nog steeds moffen in dit deel van Nederland. Hoewel pas 17 jaar had ik eigenlijk al in
Duitsland moeten zitten, maar als zoveel anderen heb ik het meldingsbevel genegeerd. Er zijn af en
toe razzia's, toch waag ik het erop naar St. Pancras te gaan op een fiets zonder banden voor een
rood kooltje en wat melk.
In het Heilooërbos is het verdacht stil en ik wil terugkeren maar ben al te laat. Achter een boom
staat een Duitse soldaat, "weiter gehen"!! Even verder, in de tuin van een villa staan al meer
slachtoffersrazzia
Na enige tijd worden vrouwen, kinderen en mannen ouder dan 45 jaar vrijgelaten.
Iemand vertelt thuis wat er gaande is en Pa is net op tijd om me tussen de bajonetten te zien
afvoeren naar Alkmaar vanwaar we de volgende morgen vroeg per trein naar Amsterdam gaan.
Treinen rijden alleen 's nachts en voor de moffen. Onderweg springen er enkele uit de trein, ik durf
niet.
Na twee dagen in de Rietlanden worden we samen met mensen uit Dordrecht en omgeving
maandagavond weer op de trein gezet. Bij Almelo gaan we de grens over. Woensdagmiddag
komen we in Halle aan. Een H.B.S.'er weet dat Halle in de buurt van Leipzig ligt. We rijden nog
vele uren door zonder te weten waarheen. Eindelijk stoppen we op donderdagmorgen bij een klein
station, Breslau-Odertor (een voorstad van Brezlau, Wrazlaw), 60 uur zonder warm eten met 3/4
90