kregen we een ontbijt, meer uit angst dan uit gastvrijheid. We waren van plan zo'n 50 kilometer op een dag te rijden, dan zouden we in ongeveer veertien dagen thuis zijn. De tweede dag haalden we al niet meer dan 30 kilometer, het was heuvelachtig en de paarden waren oud en mager. Het eten voor de dieren bestond uit bonen met soms wat gras uit de bermen. Volgens de kaart zouden we boven langs Braunschweig en onder langs Hannover gaan, dan zouden we boven Minden de Weser oversteken. De derde dag begon mooi, maar in de middag begon het te veranderen, in de verte onweerde het en het trok in onze richting. We hadden geen dekkleden zodat we een onderkomen moesten hebben. We reden bij de eerste de beste boerderij het erf op, gooiden de schuurdeuren open en reden net op tijd met paarden en wagen zo naar binnen. De boer keek wel raar, maar daar trokken we ons niets van aan. We eisten eten voor acht man. Zo gingen we via Nienstedt richting Stadthagen. Daar gebeurde het volgende. "Kijk," zegt Cas Blokker, "daar loopt Jan Mosch met nog een Hollander." Die waren vanuit Piene, zo'n 40 km ten oosten van Hannover aan de loop gegaan. Wij deden Jan en zijn kameraad het aanbod met ons mee te gaan. Jan zei "ik denk er niet aan. We zijn hier bij 'n boer en jullie komen ook niet veel verder want je komt de Weser niet over, want de bruggen zijn kapot en de noodbruggen zijn voor het leger." Jan had gelijk. We kwamen niet verder dan Petershagen, daar werden we opgevangen door Hollanders. Het dorp was ontruimd en we kregen de beschikking over een Duitse villa. We hadden de paarden niet meer nodig, wat moesten we ermee? Ze werden in de keuken gestald, wij zelf gingen boven slapen waar in de kamers een laag stro lag. Eten konden we halen bij de centrale keuken waar gekookt werd door een Hollander die gewoon de varkens dood stak bij de boeren. Daags daarna moesten we ons laten registreren, waarna we van boven tot onder werden volgespo ten met D.D.T. De paarden en wagen hebben we die dag verkocht aan een boer voor een worst en een fles wijn. In het huis naast ons zaten jongens die met een gestolen brandweerwagen uit Magdeburg waren gekomen. Na 4 dagen kregen we bericht dat we met een Amerikaans transport mee konden rijden richting Holland, 's Morgens om 7 uur vertrokken we uit Petershagen. We kregen voor de hele dag 5 biskwietjes. Na 4 uur rijden waren we weer in Petershagen, door de slechte bewegwijzering en een fout van de colonnebegeleider hadden we een rondje gereden. Daarna ging het beter. Via Osnabrück, gingen we bij Winterswijk de grens over, maar via Aalten geraakten we weer Duitsland in richting Bocholt, waar we moesten overnachten in een fabriek waar door een bombardement geen dak meer op was. Ik zelf lag op een plank bij een houtvuurtje, terwijl Cas in een omver gegooide kast lag. Inmiddels kregen we weer 5 biskwietjes te eten.. Dit alles na 14 uur rijden achter op een legertruck, over slechte wegen, stukgereden door de legers. De volgende dag verder met een ander transport. Een kort ritje van Bocholt naar Kevelaar, een bedevaartplaats, hier was nogal gevochten. In de bedevaartskerk waren grote gaten geschoten. In deze kerk moesten we overnachten, op de vloer lag een dikke laag stro. De dag erna gingen we via de Bailey brug bij Wanssum de Maas over naar het plaatsje Bergeijk waar we in een school op de vloer overnachtten. De meeste van ons hadden twee dekens. De ene gooide je op de grond en je kroop onder de andere. Wat we te eten kregen weet ik niet meer, dit zal niet veel geweest zijn. Vanuit Bergeijk vertrokken we naar Philips Eindhoven waar we werden doorgelicht en gekeurd, ook daar werden we volgespoten met D.D.T., het vergif dat later streng verboden werd. We zagen er uit als meelmolenaars. Hierna werden we vervoerd naar Lage Mierde waar we terecht kwamen bij een boer. Het westen van Nederland was toen nog niet bevrijd, dit zou na enkele dagen gebeuren. We zijn daar ruim een maand geweest. Onze slaapplaats was de hooizolder boven de koeien. Het was er wel warm maar de geur was niet zo aangenaam. Onze conditie was niet zo best, we waren tamelijk vermagerd. De laatste paar maanden voor de bevrijding was het eten slecht. Veel kool- of rapensoep. Tijdens de terugtocht haalden we wel vlees, eieren en brood bij Duitse boeren maar dit zwaardere eten konden we slecht verdragen. Cas kreeg overal grote puisten en mijn maag geraakte geheel van streek, met ook nog diarree. Na ongeveer veertien dagen in Brabant waren we aan het eten gewend en begonnen we bij te komen. We kregen 4 keer per dag eten. Hoe of het thuis was wisten we niet. Sinds september 1944 hadden we geen brieven meer gehad en 89

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 89