dan voor punten en bijbetaling kleding of textiel kopen. Tegen het eind van de oorlog, toen de textielbonnen op waren, werd er veel geruild, een vrij nieuwe jas werd dan geruild voor voedsel, bijvoorbeeld een pond bonen of erwten. Geld was hoegenaamd niets meer waard, want degene die die jas wilde ruilen had liever iets te eten dan geld. Voor het wassen van kleding was er weinig zeep. Er was een 'luchtzeep' waar zoveel lucht in zat, dat je er zo doorheen kneep. Ook was er nog een 'kleizeep', dat was zeep dat heel erg bleef plakken aan je handen en natuurlijk ook aan de kleding. De erg vuile kleding werd met zeep ingesmeerd en dan met een harde bezem afgeschrobd, in de sloot uitgespoeld en op het bleekveldje gelegd. Als de schoenen versleten of te klein waren, kregen we kleppers, maar die waren er later ook niet meer. Onder schoenen en klompen werd rubber van fietsbanden geslagen. Het rubber ging ook om de fietsvelgen heen en als je dat ook niet meer had reed je maar op de velgen verder. Als er een fietsrazzia was, dan werd de fiets snel opgescholen of in de sloot gegooid. Als de Duitsers kwamen werd dit razendsnel doorverteld. Tiny en ik kregen na school vaak van moeder de opdracht om langs de spoorlijn op zoek te gaan naar cokes. We kregen een jute zak mee, die we eerst gebruikten om onder onze knieën te doen, want langs de spoorlijn op je knieën liggen deed behoorlijk zeer. We wisten al snel waar je de cokes moest zoeken, zelfs als er sneeuw lag. Een evacuée uit Den Helder heeft eens ons leven gered. Deze man was ook op zoek naar cokes, hij liep iets verder dan wij. Op een gegeven moment begon hij te roepen dat we snel in de kant moesten duiken. Wij gingen wel snel in de kant liggen, maar begrepen niet precies waarom. Hij riep dat wij verkeerd lagen, we moesten veel meer naar beneden, de slootkant in. Al gauw begrepen we waarom, er kwam een vliegtuig laag aanvliegen. Dit vliegtuig had het op de spoorbrug voorzien. De bommen die het vliegtuig had laten vallen misten hun doel. Bomscherven kwamen terecht op de plaats waar wij in eerste instantie waren gaan liggen. Later hebben we nog bomscherven gezocht en mee naar huis genomen. We hadden thuis een vuurduveltje, eigenlijk bedoeld voor verwarming, maar het werd ook gebruikt om er eten op te bereiden. Zo werden er o.a. 'heerkoeken' (haardkoeken) op gebakken. Dit waren koeken, gemaakt van meel en water, of als je melk had deed je er melk in. Ze werden op de haard gebakken, en je at ze warm met boter en suiker. Ze waren heerlijk. Op het einde van de oorlog aten we 's morgens aardappelen. Moeder moest dan, voor iedereen opstond proberen het fornuis aan te krijgen met gesprokkeld en vochtig hout. Ze had dan een rood bezweet gezicht, met zwarte vegen, ze moest het fornuis aanblazen. Ook werd er van de aardappelen pap gemaakt. En als 'warm' eten aten we weer aardappelen, met het afgietsel als jus en soms met een beetje mosterd. Mijn broers Cor en Piet werkten bij IJsbrand Spanjaard in Langedijk. Dit was een grossier in groente en fruit, ook verbouwde hij wat aardappe len. Cor kon soms wat aardappelen van hem kopen. Omdat wij alleen maar aardappelen aten, is het wel gebeurd, dat er in ons huis in de gang een aantal kisten met aardappelen stonden om ze vorst- vrij te houden. Op de bon kregen we op het laatst nog maar een half brood in de week, daarmee deden we niet langer dan een dag. Zo af en toe konden we bij de buren nog wel eens een liter melk kopen. Als we tarwe hadden maalde molenaar Slijboom uit Oude Niedorp het voor ons. Bij de zuurkool- fabrieken in Langedijk konden we zout halen, soms was dit industrie zout. Je nam een emmertje mee van huis waar de arbeiders een beetje in deden. In de laatste winter werd de waterleiding, het gas en de electriciteit afgesloten. Als verlichting hadden we een drijvertje met een lontje dit dreef in een schaaltje met water waarop wat olie was gegoten. Op een zomeravond, het was al 8 uur geweest, maar nog wel licht buiten, speelden Tiny en ik nog wat op ons erf. We zaten achter een takkenhoop en hadden uitzicht tot de Veluweweg. Het viel ons op dat het daar drukker was dan anders en omdat wij het wel spannend vonden, werden we 84

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 84