de eerste oorlogsdag bij het bombardement van het vliegveld in Bergen gewond geraakt. We hadden een paar hulpen en later een onderduiker die het brood wegbracht en allerlei klusjes kon doen. Ik kreeg een oproep om naar Duitsland te gaan maar mijn vader kon me niet missen. Een kennis van mij die op het arbeidsbureau werkte kon er voor zorgen dat ik niet naar Duitsland hoefde. Een half jaar daarna kreeg ik nog een oproep en toen nog een paar keer. Dat komt wel goed zei die kennis en hij kon er voor zorgen dat ik geen oproep meer kreeg. Hij heeft mijn papieren vernietigd, maar er waren er hier verschillende die wel weggegaan zijn. Voor de onderduikers die hier zaten kregen we van een neef die in de ondergrondse zat een Ausweiss, maar die persoonsbewijzen veranderden, dus je moest steeds een andere aanvragen. Je leefde in een spannende tijd, het was leven van dag tot dag. Toch was het ook een gezellige tijd. Je ging niet zo ver weg. Je organiseerde feestavondjes en dansavondjes maar je kreeg wel steeds minder brood en brandstof. Ik had zelf geen last van de Duitsers. De S.S.ers, dat was gevaarlijk spul maar degenen die hier onder gebracht werden, daar had ik geen last van. Er kwamen een stuk of drie van die jongelui binnen en je raakte natuurlijk aan de praat. Het waren gezellige jongens. Op een dag moesten ze weg en ze hebben me gevraagd hun uit te zwaaien. Ze vertrokken om zes uur 's ochtends en ik heb ze nooit meer gezien. Je hoorde de Duitsers altijd aankomen. Ze hadden ijzer onder hun schoenen, maar de S.S.ers kwamen op de fiets en dus hoorde je ze niet. Wegens gebrek aan brandstof vonden wij bakkers dat de beste oplossing het oprichten van een gezamenlijke bakkerij was. Het was veel economischer en bakker Mooij had de goedkoopste oven. Hij had een nieuwe oven aangeschaft en dus werkten we daar allemaal. Maar het meel, de bloem die we van de leveranciers kregen dat was niet zo lekker. Klef brood was het, wie weet wat er in dat meel zat, alles zat er door, bloembollen rommel en wat dan ook. Waar ze het vandaan haalden weet ik niet en het was hetzelfde met het gist, een kleffe massa, helemaal niet lekker, het was niet te eten. Maar als je wat zuurdeeg toevoegde en het op 25 of 30 graden zette, dan ging het weer gisten. Het rees een beetje en dan kon je kleine broodjes maken. Maar dat zweedse brood dat je later kreeg dat was lekker. Het smaakte als cake. De tuinders teelden hun eigen graan, maar voor het graan voor eigen gebruik moesten ze bonnen inleveren. Ze konden geen brood bakken, ze hadden zelf geen gist of brandstof, dus kwamen ze bij ons en wij bakten het brood. Wat andere levensmiddelen betreft, op het platteland kon je je wel redden. Suiker hadden wij, hier op het dorp hadden we geen honger, maar er kwamen mensen lopend uit Leiden en Rotterdam, een droevige geschiedenis. Ik luisterde twee keer per dag naar de radio. We hebben een oude radio gekocht en die ingeleverd en we hielden onze eigen radio op de zolder. Mijn neef Cor Schouten die in de ondergrondse zat gaf ook berichten door. Hij heeft eens tegen mij gezegd dat er in de buurt een radar moest wezen en ik heb hem verteld dat ik bij Dirkshorn wat bouwwerk had gezien. Die vliegtuigen moesten een vliegplan hebben om iets te kunnen bombarderen. Ze wisten de kerktoren van Dirkshorn en Cor is er naar toe gefietst, heeft zijn fietsband leeg laten lopen en hij liep van de kerk naar het radarsta tion en door de omtrek van zijn wiel te meten, kon hij doorgeven waar precies het station lag. Een dag of tien later hebben de Engelsen geprobeerd het gebouw op te blazen. Er heerste een andere sfeer in die tijd, geen auto's, alles was donker. Ik hoorde op een avond een tik op het raam. Het was iemand die wilde weten of ze zo goed was voor de fabriekstraat, ze wist niet meer waar ze was. Alles was zo intens donker, je zag absoluut niets. Om acht uur moesten we binnen zijn. Maar jongens gaan niet 's zomers thuis zitten. We hoorden een patrouille op de fiets en we verspreiden ons in alle richtingen. Toen we dachten dat alles voorbij was kwamen we weer te voorschijn. Maar een van ons liep tegen een Duitser op en ze rolden allebei op de grond, die Duitser schrok heel erg, want hij dacht dat het een overval was. Ze maken me koud dacht hij, hij sprong op zijn fiets en reed achter zijn patrouille aan. Ook tijdens een nacht reed er een groep van ongeveer 18 S.S.ers. Ik stond schuil achter een hek en toen ik er eentje hoorde schreeuwen, dacht ik dat ze me hadden gezien, maar nee, die man had een lichtje gezien achter een gordijn. Er is ook door een vliegtuig op een huis geschoten toen er licht brandde. In dat laatste anderhalf jaar kwamen er regelmatig bommenwerpers boven het dorp. Later kwamen ze ook overdag. Op een zondagochtend kwamen er twaalfhonderd en vijftig toestellen over, we hoorden later dat ze onderweg waren om de Möhne dam te bombarderen. Ik had geen medelijden met de gebombar deerde Duitsers, het was de enige oplossing. We kregen via de radio te horen dat Nederland 81

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 81