De "Eisenbahn" in Warmenhuizen. Het is nog schemerig als Ome Jan zich 's morgens klaar maakt om naar zijn baas te gaan. Hij werkt als knecht op het land bij Jan Gutker een al wat oudere tuinbouwer. Er moet vandaag geploegd worden, dat doet hij graag. Zijn baas heeft 2 paarden waar hij best mee overweg kan. Het eigen gebakken brood gaat in de linnen zak en de slappe thee in de blauwe kruik, daar zorgt tante Anne voor. Verdorie het is nog fris, denkt hij bij zich zelf en doet de bovenste knoop van zijn pilo jas ook maar dicht. Hij had slecht geslapen de afgelopen nacht. Honderden geallieerde vliegtuigen waren weer naar Duitsland en terug gevlogen om daar de boel te bombarderen. Hij was nog steeds niet gewend aan dat gevlieg in de nacht. Stevig voortstappend op zijn klompen bemerkt hij opeens dat er een groepje Duitse militairen voor hem op straat staat, en nog erger, dat ze hem aanroepen. Wat angstig loopt hij naar de 4 gewapende soldaten toe. Ze begroeten hem met een "Guten Morgen", wat door Ome Jan beantwoord wordt met "Mogge, wat is er?" Dan volgt een Duits verhaal waar hij geen touw aan vast kan knopen, maar waar in het woord Bahnhof nogal eens voorkomt. Ome Jan begrijpt er niet veel van. Maar beseft dat de vier ergens naar toe willen. "Bahnhof!" zegt de leider van het groepje nog eens duidelijk en wijst. Moeten we naar het noorden richting Tuitjenhorn of moeten we het dorp verder in? "Ik weet het niet hoor," zegt Ome Jan en wil weer doorlopen. Maar dat is de bedoeling van de Duitsers niet. Ze gaan alle vier om hem heen staan en nu wat onvriendelijker wordt er nogmaals naar het "Bahnhof!" gevraagd. Maar gelukkig hoort hij ook het woord "Eisenbahn!". En onmiddellijk gaat hem een licht op. Ze moeten natuurlijk naar de 'ijsbaan'. Opgelucht zegt hij dan ook "Ja, ja, je moet die kant op En hij wijst in de richting Tuitjenhorn. De Duitsers kijken hem aan. "Ja, daar is de ijsbaan'hij wijst nogmaals en gaat er vandoor. Ze laten hem gaan en lopen zelf in de aangeduide richting. Ome Jan is even later bij zijn baas die opmerkt dat hij niet erg op tijd is. Dan vertelt hij het verhaal van de vier Duitsers. Als Gutker het gehoord heeft moet hij lachten. "Die heb je mooi de verkeerde kant opgestuurd". "Noh, de ijsbaan ligt toch daar?" is het weerwoord. "Ja, dat is zo," zegt Gutker, "maar ik denk dat die Moffen naar het 'Bahnhof en de 'Eisenbahn' moesten en dat is het station en het spoorlijntje." "Dat is niet zo best", zegt Ome Jan. "Ze zullen wel denken dat ik het expres gedaan heb. Gauw de paarden in de praam en ik ga het land in." Een paar uur later, als er alweer een aantal prachtige voren in het land getrokken zijn, kan hij de gedachte aan het incident van vanmorgen nog niet van zich afzetten. Duitse militairen met moedwil de verkeerde kant opsturen, dat denken ze natuurlijk. Daar kon wel eens een flinke straf op staan. "Ik zou me maar niet zo druk maken," zegt Gutker die tegen de middag even komt kijken. "Ik heb de hele morgen geen Mof gezien." Want behalve over het weer, het ploegen en de grond was het gesprek toch weer op de Duitsers gekomen. Als Ome Jan zo tegen vieren 's middags met zijn schuit met paarden thuis komt varen, is zijn eerste blik op de weg gericht. Er is gelukkig geen Duitser te zien. Snel de paarden op stal, voeren en dan naar huis. Even later vertelt hij het hele verhaal aan zijn vrouw. Die is er ook niet blij mee. Indachtig de represaille maatregelen die de Duitsers nemen tegen onwillige Nederlanders. Maar op dit moment kunnen ze er weinig aan doen. Na een nacht slapen kijkt hij de volgende morgen eerst goed of er geen Duitsers op straat zijn. Gelukkig kan hij zonder oponthoud naar zijn baas. Een Bakker in oorlogstijd Ik werkte in Haarlem toen de oorlog uitbrak. Snel daarna ben ik naar huis gegaan om voor mijn vader te werken. Mijn vader was astmatisch en kon slecht tegen de bloem (meel). Mijn broer is op 80

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 80