De laatste raadsvergadering vindt plaats op 27 juni 1941. B&W vergaderen voor het laatst op 25
augustus 1941. In een ander handschrift staat genoteerd dat ingevolge Verordening 152/1941 de
Raad 'rustend' verklaard werd, ingaande 1 september 1941. Haar taak werd waargenomen door de
burgemeester. Het verhaal voor de wethouders is iets anders: Hoewel ze eigenlijk door dezelfde
verordening verplicht worden om het wethouderschap tot volle dagtaak te maken houdt burge
meester Nolet dit tegen. In de eerste vergadering na de oorlog verklaart hij de beide wethouders,
Bakker en Blokdijk, dat hij zelf de volle verantwoordelijkheid wenste te dragen en niet de indruk
te willen wekken zich te verschuilen achter zijn adviseurs. Tevens dankt hij hen voor de steun aan
hem en zijn gezin in deze moeilijke jaren.
Burgemeester Nolet misschien niet zo geliefd in beide gemeentes, verdient ons diep respect
vanwege zijn zeer principiële houding tijdens de oorlogsjaren.
Ook naar de gemeente Harenkarspel komt een deprimerende stroom verordeningen inzake de
jodenvervolging. De gemeente wordt gedwongen op veertien plaatsen, in openbare gelegenheden
en bij sportvelden aan te geven dat ze voor joden verboden zijn.
Kort en duidelijk is het volgende briefje:
Aan: die Zentralstelle fur Jüdische Auswanderung
Euterpestraat 99
Amsterdam
Dirkshorn, 28 Februari 1942.
Onderwerp:
Jüde in Nordholland.
Als Antwort auf den Brief der Commissar der Provinz Nordholland dd. 21 Februari
1924, Kabinet no. 44 betr. In Noordholland wonende Joden, teile ich Ihnen mit dass in
diese Gemeinde keine Jüde wohnhaft sind.
Der Bürgermeister der Gemeinde Harenkarspel, H.Nolet
Of dit helemaal waar is wordt betwijfeld door zijn opvolger de N.S.B.'er Roos, in mei 1944 vraagt
hij aan het bureau in Amsterdam na te gaan of twee met name genoemde inwoners van Harenkar
spel misschien wel in een wat mindere graad "Jood" te noemen zijn. Iets wat Nolet terecht niet
belangrijk vond.
Verder vindt men even korte briefjes dat er in Harenkarspel géén Tsjechen wonen en er géén
Tsjechische vereniging is; dat er in deze gemeente géén kwakzalvers wonen en dat er evenmin
zwendelaars aangetroffen worden. Op zichzelf lijken dit belachelijke briefjes, grimmig worden ze
pas als men beseft dat ze deel uit maken van onderzoeken om na te gaan of er Zigeuners in de
gemeente aanwezig zijn. De laatste brieven hebben namelijk te maken met onderzoek van
woonwagenbewoners, doel hiervan was het opsporen en uitroeien van de zigeuners.
Bekend is dat Nolet in januari 1944 onderdook omdat hij weigerde te voldoen aan verordeningen
die hem bevalen jonge mannen aan te wijzen en te leveren voor de spit- en graafwerkzaamheden
in het kader Gemeinde-Einsatz. De loco-burgemeester van Warmenhuizen, K.Molenaar, duikt om
dezelfde reden onder. Mevrouw Nolet wordt gegijzeld, haar man geeft zich daarom over, waarop
zij weer wordt vrijgelaten. Tot zijn vrijlating Kerstmis 1944 wordt burgemeester Nolet gevangen
gehouden in het concentratiekamp bij Amersfoort. Mevrouw A. Oostdam-Nolet, een dochter van
burgemeester Nolet, was zo vriendelijk ons het onderstaande te sturen.
Enige uittreksels uit het boekje van mijn moeder mevrouw J.W.M.Nolet-de Rijk:
Mei 1940
De gemeente Warmenhuizen krijgt de evacuées uit de gemeente Amersfoort. Onbeschrijflijk
is de drukte, Vader ging 2 nachten niet naar bed. Treurige gevallen zijn er bij. Levensmid
delen waren zeer moeilijk te krijgen, omdat wij maar kleine winkels hadden en de bevolking
plotseling verdubbeld was.
We kregen een doortocht van Duitsers. Dikke moffen op gestolen Poolsche wagens, een
7