werden geëxecuteerd (nabij Rotterdam en in sept. '44 bij Arnhem).
De volgende ochtend bleek, dat nog een tweede parachutist het er levend had afgebracht. Toen mijn
zwager Klaas Mink n.l. 's ochtends vroeg naar zijn werk ging, zag hij dat bij de voormalige
Zuiderbrug een Engels vlieger gevankelijk door een Duitse soldaat met het geweer in de aanslag, werd
opgebracht. Klaas ergerde zich blauw, want de gevangene kon geen kant heen, maar moest toch met
de handen omhoog lopen. Ook anderen zijn zowel van het luchtgevecht, als van het opbrengen van
Peter Jones, de tweede overlevende, getuige geweest.
Het neergestorte vliegtuig was een Avro 'Manchester' dat op de terugweg naar Engeland was na een
bombardement op Duitse steden.
Van de meidagen in '44 herinner ik mij (ik sliep toen in verband met de arrestatie van Jan Sinnige en
Jan Beemsterboer bij de familie Vogelaar), dat ik op een ochtend heel vroeg wakker werd van een
vreemd geluid. Het was net of een ouder rammelende bus hoog boven ons passeerde. Kijkend uit het
raam van mijn slaapkamertje zag ik een vreemd voorwerp door de lucht vliegen richting Petten. Als
dat nu zou gebeuren had men al gauw van een UFO gesproken, met alle fantasieën die daarmee
verbonden zijn. Als ik mij niet vergis, is deze "UFO" in de buurt van Petten neergekomen. Het was
één van de eerste exemplaren van de V 1, de zogenaamde vliegende bom, die natuurlijk ergens anders
had moeten ontploffen. Het stuurmechanisme functioneerde in het begin niet al te accuraat, zodat
verscheidene bommen ver uit de koers zijn geraakt en daardoor, nog in ons land, voor verrassingen
hebben gezorgd.
De 'Boomerang'
De derde crash die ik meemaakte vond plaats op vrijdag 19 mei 1944, de dag na Hemelvaartsdag. (De
tweede crash was de Wellington, over dit vliegtuig staat elders in dit boekje een artikel, red.)
Nabij Tuitjenhorn maakte een Liberator (Boomerang) een noodlanding naast de Delft, een grote
noord=zuid lopende verbindingssloot.
Het gebeurde twee dagen na de grote razzia in Warmenhuizen, waar de Ortskommandant van Alkmaar
de leiding had. Tijdens die mensenjacht wist ik deze Major Schausz, de Ortskommandant van Alkmaar,
een Ausweis af te troggelen. Ik kon toen niet vermoeden dat ik hem spoedig weer zou zien.
De Liberator kwam terug van een raid op Braunschweig (naar ik meen de woonplaats van Schausz)
en daar werden, vermoedelijk door afweergeschut, de motoren getroffen. Het toestel had boven
Holland al veel hoogte verloren, zodat het, ongeveer in de buurt van Camperduin gekomen,
verstandiger leek, op vijandelijk terrein dan wel, een noodlanding te maken. Het maakte daartoe een
bocht en kwam terug richting Tuitjenhorn. Maar een geschikt terrein was in het Geestmerambacht van
destijds, een polder met vele akkers en weilanden, omsloten door talloze sloten en slootjes, niet te
vinden. Het mag dan ook wel een wonder heten, dat de piloot erin slaagde zijn bommenwerper daar
zonder al te veel schade aan de grond te zetten. Alleen de staart brak af. Toch viel er nog een dode
te betreuren. Eén van de bemanningsleden werd n.l. door een luik getroffen. Dit noodluik had men al
opengezet omdat men ervan uitging, dat een noodlanding op open zee gemaakt zou moeten worden.
Toen ik ter plaatse verscheen waren de acht overlevenden ondergebracht in de boerderij van de familie
Bleeker aan de Selschardijk. Na de gewonde te hebben verbonden lukte het mij niet een goed contact
met deze Amerikanen tot stand te brengen, hoewel ik mijn diensten aanbood. Ze lagen op hun knieën
te bidden op het "staltje" en vormden een gesloten geheel.
Eerst was ik geneigd om dat ontbrekende contact te wijten aan gebrekkige aardrijkskundige kennis,
maar achteraf beschouwd, geloof ik dat Major Schausz onbewust roet in het eten gooide. Toen ik
namelijk niets vermoedend binnenkwam, stapte de Ortskommandant direct op mij af en schudde mij
als een oude bekende de hand. Van mijn kant ging dat niet van harte, maar op de Amerikanen moet
dat ceremonieel weinig vertrouwenwekkend zijn overgekomen. Van invloed was echter ook dat ze na
de dramatische ervaringen van die dag, als een hechte groep van acht man, weinig behoefte hadden
aan steun van buitenstaanders.
Vijftig jaar hierna hebben drie van de overlevenden, te weten Charles Arnett, Ernest Gavitt en Donald
Pierce de plaats van de crash weer bezocht om tevens de hulpverleners van destijds nog eens de hand
te kunnen drukken.
69