Behalve dat er in de woning van de Grebmolen zeven onderduikers zaten, kwamen af en toe 23 jonge mannen uit Schoorl om onder te duiken en zo te ontsnappen aan de razzia's, en dus de "Arbeidseinsatz". Deze Schoorlnaren werden gehuisvest op de zolder van de schuur. Het was voor de joodse onderduikers en uiteraard ook voor de familie Klok, een angstige tijd. Niemand mocht iets ontdekken en dat was heel moeilijk. In Vrouwtje's eigen woorden: 's Avonds deden de joodse onderduikers de afwas. Er werd dan wat gepraat en gezongen, echter zo hard, dat je het buiten de woning kon horen. Ik had al meer gezegd, als de Duitsers komen kunnen ze jullie zo horen. Maar er werd dan niets gezegd en er werd toch niet geluisterd naar een kind van 10 jaar. Op 'n avond, 't was mooi weer, en ik loop door de woning en koolschuur naar buiten, en zelfs daar kon ik ze nog horen praten. Ik deed de koolschuur open, en wat dacht je, daar stonden drie Duitsers en een vreemde man bij de deur. Ik had wel door de grond kunnen zakken van schrik, maar ik liet niets merken. 'Waar is je vader' vroegen ze. Ik zei: 'Ik zal even kijken,en deed de deur snel weer dicht. Vlug trok ik mijn klompen uit, en holde op mijn sokken naar de keuken. Ik zei tegen de onderduikers dat er Duitsers waren. Toen waren ze gelukkig meteen stil. Vader kwam meteen aan en ging naar de deur. Het was ongelofelijk, maar ze wilden alleen maar een schuitje lenen om te vissen. Toen dit alles gebeurde was ik 10 jaar." In november 1944 kwam de gehele Grebpolder blank te staan, als gevolg van het feit dat de molen van de polder Geestmerambacht op last van de Duitsers niet meer mocht malen. Molenaar Henk Klok maalde na de oorlog de Grebpolder weer droog in 14 dagen, waarvan vijf dagen met volle werkwind, of te wel op volle kracht en dag en nacht. Vrouwtje: "Vlak na de oorlog zijn we uitgenodigd voor een gastdag bij Lau Kalverdijk, toen nog wonende tegenover garage De Geus, nu garage Schipper in Warmenhuizen, als dank voor het verborgen houden van zeven onderduikers. We kregen zelfs gebak en dat was al iets geweldigs, en verder niets dan lof over deze dag. Na de oorlog ben ik nog wel een paar maal naar Amsterdam geweest, naar 'onze' joodse familie's. Helaas ze kwamen niet terug op bezoek want ze vonden de reis Amsterdam - Koedijk wel wat ver. Ik zei nog: andersom is ook even ver, maar daar werd geen acht opgeslagen. Nadien is er eigenlijk geen contact meer geweest, wat toch wel erg jammer was. Mijn ouders hebben zeven mensen het leven gered, wat prachtig is. Moeder zei na de oorlog: 'Ik heb in de oorlog iedere avond gebeden voor een goede afloop, en dat is gelukkig gebeurd.4 In augustus 1993 kreeg mevrouw Krijgsman-Klok een brief uit Israel. Rein Posthuma, die de oorlogsjaren in Warmenhuizen had doorgebracht en ook in het plaatselijk verzet zat, had de eerste contacten met de Yad Vashem Stichting gelegd. Als oud verzetstrijder was hij natuurlijk bekend met de situatie in en om de Grebmolen. Mevrouw Krijgsman-Klok werd gevraagd door de Yad- Vashem Stichting om haar oorlogservaringen op papier te zetten, en op te sturen naar Israel. Uiteindelijk zal dit kunnen leiden tot het bijschrijven van de namen van haar ouders op de erelijsten. Mevrouw Klok-de Geus overleed in 1974, molenaar Henk Klok overleed op 7 juni 1982 op 76 jarige leeftijd in St.Maarten. Voor deze moedige daad uit een gevoel van medemenselijkheid is verder geen enkel blijk van waardering gegeven. Was hier misschien een lintje op z'n plaats geweest? 47

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 47