was of niet. Ook de kriel die nog helemaal groen was ging gewoon naar de gaarkeuken, men was daar gauw tevreden. Van de tarwe bakte ik alle dagen twee broden. We hadden ook nog een koe en een varken. Je mocht namelijk 1 varken houden en als die dan dik 160 pond woog, slachtte ik hem en deed weer een big in het hok. Boter en kaas maakten we zelf. Boter mocht je in de oorlogsjaren wel maken, kaas maken was in die tijd verboden. Ik lag op bed omdat ik een kleintje had gehad, toen er weer iemand kwam te controleren. Ik zei nog heel parmantig "nee hoor kaas maken doen we niet", maar de kaasstolp stond nog bij de afwas op het aanrecht, maar dat wist ik niet. Er stond ook wel een hele aanrecht vol, hij zal hem dus wel niet hebben zien staan. Op ons erf stonden wel 17 bomen rond het huis, waarvan een gedeelte werd gekapt voor brandhout. Ik heb hierdoor nog eens ruzie gemaakt met buurman Kiekes. Die had namelijk een boom omgezaagd die op de ene hoek van de erfscheiding stond. Ik heb toen om hem voor te wezen, de boom op de andere hoek omgezaagd, en daar was hij het niet erg mee eens. Omdat we het zelf niet arm hadden, hebben we de boom naar Jan van Straaten gebracht. Dat was een weduwnaar met kleine kinderen en hij had het heel erg arm. Er lag een stevige laag ijs, dus de boom werd zo over het ijs gesleept. De man was natuurlijk enorm blij. Aan Cor Broersen en Agie Veldboer, die naast ons woonden, hebben we ontzettend veel steun gehad en andersom ook. Cor Broersen had b.v. en generator en haalde dan antraciet, wij kregen hier ook wel een wasmand vol van en daar kon je tenminste enige tijd op stoken. In de meisjesschool (nu R.K.basisschool), schuin tegenover ons huis, zaten ook Duitse soldaten. Maar dit was in een latere periode, ook misschien in verband met de gaarkeuken zullen ze daar hebben gezeten. Cor Broersen, Jan Kemper en mijn man hebben nog tijdens een razzia, toen ze naar onderduikers zochten, onder de keukenvloer gelegen. Deze ruimte was niet hoger dan een halve meter, en hier kon je dus alleen plat liggen. We zagen de Duitse militairen in de verte aankomen, met een rotgang tafel en stoelen weg, kleed opzij, luik open en erin. De oorlog bracht constant spanningen, een heel onzekere tijd, de Duitsers konden ook iedere dag voor je neus staan, afschuwelijk. Maarten, mijn man, was niet echt bang dat hij opgepakt zou worden omdat hij een tuinbouwbedrijf had, maar toch voor alle zekerheid. Jan Kemper wilde snel naar Strooper toe gaan, want dat was familie, maar dit redde hij niet meer. Hij moest toen maar bij Maarten en Cor onder de keukenvloer. Mijn naaimachine heeft ook onder deze vloer gelegen, want ze kwamen ook alle machines in beslag nemen. In de periode dat mijn dochter Tiny werd geboren, 29 augustus 1940, hadden wij een Duitse generaal in huis, die had beslag gelegd op onze slaapkamer, wij moesten toen in de bedstee slapen. De tas en handschoenen van deze generaal werden gebracht door de korporaal, 's Avonds gingen ze te drinken op het hoekje, nu café "De Ruif". Op een morgen had ik Tiny in bad gedaan en vroeg hij of hij haar alstublieft even mocht dragen. Zijn dochtertje was, toen hij van huis wegging, even oud als Tiny op dat moment, maar hij had haar al 3 jaar niet gezien. Het was een vrij grote kerel, toch liepen zijn tranen op dat moment over zijn wangen. Hij kon er ook niets aan doen. Hij had ook maar te doen wat hem opgedragen werd, anders zou hij misschien worden doodgeschoten. Hij was hier vanwege de inspectie van de kuststrook. Hij verbleef 3 dagen bij ons. De Duitsers waren constant bezig met het inspecteren van de kust. Op de "wurft" hier even verderop hadden de Duitsers allemaal paarden gestald. De paarden die hier in de gemeente in beslag waren genomen, stonden verderop gestald. De oudere soldaten waren vaak zo slecht nog niet, zij werden ook door de omstandigheden gedwongen. De jongere soldaten waren veel erger, ze waren erg fanatiek. 37

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 37