aan en werd dan hier te werk gesteld onder Duitse leiding. Op ons land, "de driehoek", langs de Wijzendweg moest een mitrailleursnest gemaakt worden. Bij boeren werden kruiplanken weggehaald en met kruiwagens werd grond aangevoerd. De werklust was niet groot en het duurde heel lang, maar toch werd er een flinke stelling gemaakt. Veel zin in hun werk hadden de mannen niet en ze bedachten vaak smoesjes om even weg te kunnen. Als het regende kwamen ze soms bij ons in de boet schuilen en deze mensen brachten veel gezelligheid. Van enkelen van hen herinner ik me de namen nog. Siem en Bram Kaf uit Zaandam, Arie Hulst uit Zaandijk, Henk Bloem uit Amsterdam Noord. Toen in augustus zaad gemaaid moest worden, heeft een van deze mannen de tarwe van Broers Zijdewind gezicht. Broers was al oud en niet in staat het zelf te doen en een paar hebben hem hier bij geholpen. Als de Duitsers dan weer eens kwamen kijken en een paar man misten werd er wel een smoes bedacht. Toen de stelling, met dennen palen en takkenbossen verstevigd, afgewerkt was, vonden de Zaandammers dat het geval ingewijd moest worden. Een van hen was in de Zaan lid van een zangvereniging en men vond dat hij maar een toepasselijk lied moest zingen. Hij ging boven op de bunker staan, de anderen er om heen en hij zong met overgave het "Ave Maria". Een bizarre gebeurtenis. Toen op ons land het werk klaar was gingen ze op andere plaatsen in het dorp aan het werk, maar toen in september de spoorwegen staakten konden ze niet meer per spoor naar Schagen en kwam het werk stil te liggen. Voedselvoorziening Toen in het begin van de oorlog de voedselrantsoenen nog vrij redelijk waren ging het met wat aanpassing nog vrij goed. Maar al spoedig zou blijken dat we een moeilijke tijd tegemoet zouden gaan. Het brood ging op de bon en dus gingen alle bouwers en tuinders produkten verbouwen om in eigen behoeften te kunnen voorzien. Ieder had een hoekje tarwe en bonen en erwten. Mensen die zelf geen bouwland hadden probeerden aan wat tarwe en peulvruchten te komen. Als er in de herfst dorsmachines kwamen, stonden de mensen in de rij om wat te kunnen kopen. Maar ook op de gemaaide akkers verschenen de arenzoekers. Wie dat wilde kon dan zelfverzorger worden, wat inhield dat men dan een maalvergunning kreeg. In september 1940 waren wij thuis overgegaan op elektrisch koken en de rantsoenen stroom waren ruim voldoende om zelf brood te bakken. Er waren er ook die geen maalvergunning wilden. Zij konden dan meestal hun tarwe wel clandestien laten malen, in de maalderij van G. de Boer in Sint Maartensbrug en ook bij Dekker was men niet moeilijk en de CCD controleerde niet vaak. Kunstmest ging ook op de bon en voor het dorsen van graan, erwten en bonen moest men een vergunning halen bij de bureauhouder. We hebben zelf ook aardappelmeel gemaakt. In het voorjaar van 1943 teelden we suikerbieten om stroop van te maken. Daarvoor was wel veel brandstof nodig, maar we hadden koolstrukken en in de tuin werd van steen een soort stookplaats gemaakt. Na het raspen van de bieten werd de pulp gekookt en het sap afgegoten en dan ingedampt net zo lang tot er dikke stroop over bleef. Als het lang genoeg ingedikt was, versuikerde het zelfs. Het smaakte wel goed en op brood was het wel een goede vervanger voor jam of ander beleg. Een ander probleem was spijsolie. Wij hadden een hoekje blauw maanzaad en van dat zaad kon olie geperst worden. In Sint Maartensbrug was iemand die om halven bereid was maanzaad te persen en dat leverde een heel goed produkt op. Melk v/as ook op de bon, maar de melkboer Tinus Koning had zelf ook nog enkele koeien en twee keer per dag ging hij zijn klanten rond. Overdag met tapte melk maar voor sommige klanten kwam hij 's morgens heel vroeg om een litertje goede melk te bezorgen. Wij waren vooral in de winter 's morgens niet zo vroeg op. We deden dan de deur niet op slot, het pannetje stond klaar en Tinus kon zich redden en bij vertrek riep hij altijd "Nou dag hoor". Tinus en zijn broer Piet waren ook slagers. Op het andere end van het dorp hadden ze een noodslachtplaats en wekelijks hadden zij vlees van de noodslachting in Schagen. Vlees was natuurlijk op de bon, maar van het zogenaamde vrij bank vlees kreeg men dubbele 28

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 28