belang, meenden wij, temeer waar toch in vele gemeenten de kosten van wederaanschaffing
van nieuwe klokken in de plaats van de geroofden, geheel voor rekening der betrokken
burgerlijke Gemeente komt, een beroep op Uwe Raad te mogen doen en u beleefd te
verzoeken voor de aanschaffing van een klok enz. een bijdrage van f 500 te verstrekken.
Op 23 augustus vergadert 'Uwe Raad'. B&W stellen dat de burgerlijke overheid hierbij geen belang
heeft en gelet op mogelijke consequenties wordt dan ook voorgesteld het verzoek niet in te
willigen.
De heer P.Groot protesteert hiertegen. Hij vindt het zeer gewenst dat er een klok komt, het rijk
gaat voor in het verstrekken van subsidie en de gemeente dient volgens hem dit voorbeeld te
volgen. Bovendien zegt hij dat de consequenties wel te overzien zijn omdat het hierbij gaat om
oorlogshandelingen. De burgemeester antwoordt hem dat Oorlogshandelingen onder het Rijk
vallen, schadevergoeding ligt niet op de weg van de gemeente. De oorlog is rijkszaak en geen
gemeentelijke zorg. De heer J.P.Molenaar is het met de burgemeester eens, maar hij weet niet hoe
dit in andere gemeenten geregeld wordt.
Uit de raadsnotulen:
De heer Groot zegt dat de gemeente zo gelukkig is dat zij geen torens en klokken bezit.
Elders is dit wel zo en hieruit blijkt toch dat de gemeentebelangen er wel bij moeten
betrokken zijn.
De voorzitter zegt dat de gemeenten deze torens en klokken dan ook in volle eigendom
hebben en dat ze dit te danken hebben aan een vorige bezetter.
De heer Doekes meent dat de gemeente toch wel eens gebruik maakt van de klokken.
De voorzitter zegt dat bij bepaalde gelegenheden gevraagd wordt de klokken te
luiden. Als dit bij feestelijke gelegenheden niet gebeurt, is dat natuurlijk jammer.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het verzoek afgewezen. De voorzitter doelt met 'een vorige
bezetter' op Napoleon die verordende dat alle torens rijkseigendom werden. Dit om ze te kunnen
gebruiken als observatiepost en seintoren.
De grote razzia van 17 mei 1944 in Warmenhuizen
De juiste datum van de razzia was ik kwijt, ik vermoedde woensdag voor Hemelvaartsdag 1944.
Dat vermoeden werd bevestigd door de heer J.C.Rozendaal te Warmenhuizen, die op de ochtend
van de razzia is geboren. Als curiositeit vertelden zijn ouders hem dat het eerste bezoek bestond uit
twee Duitse soldaten, die in de kraamkamer waren geposteerd.
Na de arrestatie van mijn vrienden Jan Sinnige en Jan Beemsterboer sliep ik in een oude schuit van
de visser H.Vet.
Die plek was alleen per kano bereikbaar. Soms ook verbleef ik bij goede kennissen. In de bewuste
nacht van 17 mei 1944 sliep ik bij de familie Vogelaar, eigenaars van een kassenbedrijf aan de
Oudewal.
Door de geringe slaapdiepte registreerde ik elke passerende auto.
In die tijd en op die plaats overigens een zeldzame gebeurtenis.
Ik werd wakker van vele auto's. Die raasden voorbij. Het meest onaangename echter was het
gebrul en geschreeuw van Duitse commando's. Al deze geluiden herinnerde ik mij van de
Februari-staking 1941 in Amsterdam, toen de overvalwagens over de trottoirs en door de
plantsoenen de demonstranten achtervolgden. En nog steeds word ik niet goed als ik geschreeuw in
het Duits hoor, hoewel mijn verstand zegt dat ik moet vergeten.
Ik was meteen klaar wakker en begreep dat ik er zo snel mogelijk vandoor moest. In een
ommezien was ik gekleed en vervolgens wilde ik de voordeur uitgaan, maar daar stond al een
soldaat met het geweer in aanslag. Dan maar door de achterdeur, dacht ik, en dwars door sloten en
over de akkers het land in. Ook dat hoefde ik niet te proberen, want in de kassen achter het huis
liepen vijf soldaten de achteruitgang te bewaken.
De situatie was veel grimmiger dan ik mij aanvankelijk realiseerde. Ik wekte de familie Vogelaar
en vroeg of ze een schuilplaats hadden. Dat was niet het geval. Dus stelde ik voor mevrouw
Vogelaar een galsteenkoliek te laten krijgen. Mijn aanwezigheid zou anders niet te verklaren zijn.
18