vermeldt: "Tot Dienste Der Gemeinte Is Min Geluit, Komen en Horen wat Godt ons Verbuit". Die mooie zware klok van Willem Wegewaert hing in 1940 toen de Duitsers ons land binnen kwamen en een aanvang maakten met het weghalen van de Nederlandse klokken, nog in de toren. De Inspectie voor de bescherming van schatten van Kunst en Wetenschap tegen oorlogsgevaren begon op volle toeren te werken. Als tegenstander had men de door de Duitsers ingestelde "Rustungs-Inspektion". De Kerkeraad verzoekt de Inspectie Kunstbescherming bij schrijven van 27 Maart 1943, te willen helpen in haar pogingen de klok te behouden en hem in de toren te laten hangen. Op 31 Maart kwam er bericht, dat indien men meende dat er ernstige bezwaren waren tegen verwijdering, er overleg gepleegd zou worden met de Duitse instanties. Op 3 April kwam van de Kerkeraad een schrijven met de nodige bezwaren, waarin onder meer stond dat het zware eiken klokgestoelte beschadigd zou moeten worden indien men probeerde de klok eruit te halen. Het heeft niet geholpen. Diezelfde derde april werd er begonnen met het er uit halen van de klok. Maar de manier waarop leek nergens naar. Het werd een grote vernieling. Nog dezelfde dag ging er een schrijven naar Den Haag: "Zeer zeker waren tegen het uithalen van de klok ernstige bouwkundige bezwaren, hetgeen blijkt uit het feit dat op buitengewoon ruwe wijze is omgesprongen resulterend in het vernielen van schotwerken, balken, schraagwerk enz. Op 3 Mei kwam het antwoord pas terug. Er was de Duitsers met klem op gewezen dat de toegepaste werkwijze te Warmenhuizen volkomen ontoelaatbaar was. De schade werd provisorisch hersteld, de schade die was veroorzaakt bedroeg bijna f 400,= en werd niet vergoed. Zo nu en dan werden informaties ingewonnen naar het verblijf der klokken. Het zou een wonder mogen heten als de klok behouden bleef, want hadden de Duitsers niet medegedeeld dat ze 75% van de kerkklokken moesten hebben! Met heel veel geschreeuw en dreigementen hebben ze het tot ongeveer 50% gekregen. Te vertrouwen waren de Duitsers in geen enkel opzicht, want ze hadden beloofd dat de klokken welke met een M. gemerkt waren, nooit versmolten zouden worden, maar de Duitsers lieten de klokken toch te Leerdam in een schuit laden om ze weg te voeren. De ondergrondse liet de schuit zinken ergens bij Urk op het IJsselmeer, daarmee waren de klokken voor de Duitsers verloren, maar voor ons waren ze behouden, want tijd om de schuit te lichten kregen de bezetters niet. Over het lot van de klokken gemerkt met een M of P hoorde men zeer weinig, ook de klok van de Oude Ursula was met een grote witte letter P gemerkt. Intussen kreeg de Oude Ursula ook nog een razzia van de Grüne Polizei te verduren. Men zocht naar verborgen radiotoestellen in de Oude Ursula, er werd niets gevonden. Ze hadden eens moeten weten dat daar, ergens in het kerkgebouw verborgen tientallen radio's keurig verpakt stonden. Ze waren gebracht op momenten dat de kans daar toe aanwezig was en vervolgens verstopt door degenen die het gebouw met al z'n nissen en gaten zo goed kenden. Toen kwam de bevrijding en al snel informeerde men hier en daar naar het lot van de klok. In het dagblad "Trouw", tot kort tevoren een illegale oorlogskrant, stond een bericht dat op de binnen plaats van een smelterij te Wilhelmsburg door de Britten honderden klokken waren aangetroffen, waaronder ook een aantal uit Nederland. Er was weer hoop. Een brief ging uit naar de Inspectie Kunstbescherming. Op 20 Juli 1945 kwam het goede bericht: Warmenhuizen, de klok van de Oude Ursula is behouden. Toch duurde het nog tot in de tweede helft van januari 1946 eer de klok weer in de toren gehesen kon worden. Op 18 januari beierde hij weer op nieuw. 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1995 | | pagina 15