De Nederlanders waren niet tegen de overmacht van het Duitse leger opgewassen en moesten
capituleren. Er was toen niets meer op tegen om ze weer naar Amersfoort te laten terug gaan. Hoe
lang ze bij ons geweest zijn weet ik eigenlijk niet goed. Zelf moesten we weer naar school en ik
weet nog goed dat de jongen me uit school kwam afhalen en vertelde dat ze de volgende dag weer
weggingen. Ik vond dat jammer.
Het was voor een negenjarige een spannende tijd. Oorlog, het bombardement op het vliegveld van
Bergen, dan de evacuées en dat allemaal in een kleine dorpsgemeenschap.
De dag dat ze weer naar Amersfoort gingen, kwam zijn vader mee om ze op te halen. Omdat hij
bij de spoorwegen werkte mocht hij voor niets met de trein mee. Het was een grote kerel met een
flinke snor en hij was erg blij dat hij zijn vrouw en jongen weer terug zag. Zo vertrokken onze
Amersfoorters zoals ze in het dorp genoemd werden weer naar huis. Het echtpaar stil en vooral
snel, de anderen bleven nog zo lang mogelijk zitten.
Mijn vader wilde graag alles weten, hoe het in Amersfoort gegaan was met het bombarderen
enzovoorts. En de 'snor' wilde het wel van zich afpraten.
In 1943 zijn vader en zoon nog eens teruggeweest, lopend, met een handkar, want ze hadden niets
meer te eten. Mijn vader had voor aardappelen en tarwe en nog meer gezorgd, dat ging weer mee
terug. Ze moesten nog een paar dagen bij ons blijven. Door de sneeuw die gevallen was konden ze
niet met de handkar weg. Later kregen we een brief dat ze met alles thuis gekomen waren. Ze
hadden er ongeveer een week over gedaan. Toen moest de ergste tijd nog komen. In 1944 is de
vader er nog eens geweest, alleen op een transportfiets met anti-plof banden. Van de schoenmaker
hebben we een brief gehad. Met de mensen uit de Teut hebben we nog jarenlang plezierig contact
gehad.
B.de G.
De vordering van torenklokken
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is Nederland van vele duizenden klokken beroofd. Zij verdwenen
in de smeltovens van de wapenindustrie. Bij een inventarisatie van kerkklokken en beijaarden in
1939 was komen vast te staan, dat er in Nederland ongeveer 9000 luid- en speelklokken aanwezig
waren. Meer dan de helft hiervan ging verloren: ongeveer 4660. Gedurende de eerste 2 jaren van
de Duitse bezetting bleef het opmerkelijk rustig rond de klokken.
Medio 1942 lieten de Duitsers weten, dat de vordering ging beginnen.
Gelukkig hadden de Duitsers goed gevonden dat de allerbelangrijkste klokken in Nederland, tot 1/4
gedeelte van het totaal gewicht aan metaal, gespaard zouden blijven. Verder was niet uitgesloten,
dat in iedere toren een klok zou mogen blijven hangen. In November '42 gaf de "Rustungs-
Inspektion" de opdracht tot vorderen van de klokken. Ze zouden naar een centrale opslagplaats
moeten worden gebracht, behalve die klokken welke in 1939/1940 reeds gemerkt waren met een
witte M of P. Het opslagterrein moest de mogelijkheid bieden om de klokken naast elkaar op te
stellen in lange rijen, met voldoende tussenruimte om de bezichtiging van elke klok mogelijk te
maken. Immers "ordnung musz sein".
De Klok van de Oude Ursula te Warmenhuizen
De oude Ursula met zijn Romaanse toren stamt gedeeltelijk uit de 12e eeuw. Op het dak van de
kerk bevond zich vroeger een dakruiter, waarin een luidklok hing. Op dit klokje heeft gestaan:
"Ik ben uit een kanon gegoten,
Veel mensen heb ik doodgeschoten.
Maar nu verricht ik ander werk,
Ik roep de mensen tot de St. Ursula Kerk".
Klok en dakruiter waren al lang voor de tweede wereldoorlog verdwenen.
Aan het zware eikenhouten klokkengestoelte in de toren hangt de grote luidklok, tevens slagklok,
welke in het jaar 1595 door Willem Wegewaert uit Kampen, werd gegoten. Het randschrift
14