Aan het einde van 1662 zal de bouw van de kerk te Dirkshorn
zijn voltooid. Op 10 januari 1663 richt Anthonius Cloppenburg,
tot dan toe predikant te Harenkarspel en Eenigenburg, zich tot
Jacob van der Moere, heer van Haren karspe 1 met het verzoek
om voortaan het woord te mogen bedienen in de nieuwe kerk te
Dirkshorn. Cloppenburg opperde, dat in Eenigenburg dan een
proponent (een pas van de universiteit komend predikant, die
onder beperkte voorwaarden mocht voorgaan in de eredienst) zou
kunnen worden aangesteld. Het stipendium (salaris) dat een
proponent in Eenigenburg zou kunnen verkrijgen werd geschat
op 275 gulden jaarlijks. Naast het salaris van 200 gulden dat
de kerk van Eenigenburg jaarlijks gewoon was te geven aan de
predikant, zou bij de Staten van Holland een jaarlijkse subsidie
voor de overige 75 gulden kunnen worden aangevraagd.
In 1663 wordt Harenkarspel kerkelijk samengevoegd met Dirkshorn,
wat voor E.S. Roocker aanleiding was om aan de kerk te Kerkbuurt
twee eikenhouten wandborden te schenken. Deze wandborden werden
door Gerrit Meijndertsz. Sijtwind beschilderd met de tien geboden
en de twaalf artikelen des geloofs. Deze Gerrit Meijndertsz.
Sijtwind was van 1 653 tot 1 6 77 koster en schoolmeester te Warmen-
huizen. Dat de schoolmeester op het dorp, of zoals in dit geval
van het naburige dorp, de geschikte figuur was om de letters
te "schrijven" is eigenlijk vanzelf sprekend: het was zijn vak.
Het is best mogelijk dat de koperen kaarskroon van 20 blakers,
met de inspriptie "IAN-PIETERSZ-STANDAERT-1664", eveneens door
een der notabelen, waarvan de naam niet is overgeleverd, in
die periode aan de kerk is geschonken.
EIGENDOM VAN KERK EN TOREN GESPLITST:
De daarop volgende 18e eeuw was er een van weinig werkzaamheid.
De gespannen t ij den zullen er wel niet vreemd aan zijn geweest.
Ondanks de slechte financiële toestand van de gemeente, werd
tot "onderstand van de kerke kas", en wel voornamenlijk tot
betaling van s' lands lasten op de kerkelanden, over de jaren
1700 t/m 1734, uit de dorpskas een som van maar liefst 21.102
gulden, 8 stuivers en 14 penningen betaald.
Dan komt de tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap. In de
Additionele Artikelen tot de Acte van Staatsregeling door het
Betaafse Volk goedgekeurd en bekrachtigd op de 23 april 1798
en als zodanig geproclameerd in de Constitueerde Vergadering,
hetzelve Volk representerende in Den Haag, den 1 mei 1798, het
vredejaar der Betaafse vrijheid, werden alle geestelijke goederen
nationaal verklaard. Door naasting verkreeg de kerkelijke gemeente
de kerk en pastorie terug, doch de toren bleef daar buiten
volgens artikel 6 zesde lid hetwelk aldus luidde: "De toren,
aan de kerkgebouwen gehegt, benevens de klokken, met derzelver
huisingen, worden verklaard, eigendommen te zijn en te blijven
der burgerlijke gemeenten staande ten allen tijde onder derzelver
beheering en onderhoud".
Daar de leden van de hervormde gemeente zich inmiddels wel voor
het aanvaarden van kerk en pastorie hadden uitgesproken, werden
- 17 -