en vooral van de mentaliteit van de gereformeerden ter plaatse, die de nieuwe gebruikers werden van het kerkgebouw. Als we uitgaan van de geref ormeerde opvattingen van die tijd, ligt de conclusie voor de hand dat in ieder geval alle heiligen beelden en altaren onmiddelijk werden verwijderd, als zijnde niet in overeenstemming met het gebruik. Toch blijkt evenwel, dat zelfs dat in Kerkbuurt waarschijnlijk niet is gebeurd. De kansel uit de rooms katholieke periode werd pas in 1602 vervangen door een veel eenvoudiger preekgestoe11e Op veel plaatsen gebeurde dit vrij wel meteen, ter wij 1 elders de preekstoel uit de middel eeuwen gehandhaafd bleef. De plaatselijke omstandigheden zullen daarbij een rol hebben gespeeld, de trage gang van zaken hoeft geensinds een kwestie te zijn geweest van onwil of lauwheid. Belangrijker zaken zullen in die tijd de aandacht hebben gevraagd, zoals op staatkundig gebied de strijd tegen de Spanjaarden en de onzekere politieke verhoudingen. Op kerke! ij k gebied zullen kwesties als kerkformatie, kerkbestuur, verbetering van de zeden en bewaking van de leer, de aandacht hebben getrokken. Deze vraagstukken waren belangrijker dan een sieraad meer of minder in het kerkge bouw. DE ZEVENTIENDE EEUW: De eerste helft van de zeventiende eeuw kenmerkt zich als een betrekken! ij k rustige periode. Een groot gedeelte van de lidmaten woonde in het naburige dorp Dirkshorn. De enigste rechtstreekse verbinding over land tussen Dirkshorn en Kerkbuurt was het postepad. Deze gebrekkige verbinding zal mede oorzaak zijn geweest, dat men in 1 659 begon met de bouw van een nieuwe gereformeerde kerk te Dirkshorn. De overheid vond het een normale zaak, dat voor de bouw van een nieuwe kerk, algemene middelen beschikbaar werden gesteld, of liever, dat bij octrooi een (tijdelijke) belasting werd ingevoerd, waardoor de gehele gemeenschap, ook de niet-gereformeerdenmeebetaalden. De middelen en inkomsten die uit krachte van dat octrooi ontvangen werden, waren achteraf maar net voldoende om daarvan de predikant en de schoolmeester te onderhouden. De schulden liepen dan ook in snel tempo op. In 1681 waren de schulden, mede veroorzaakt door het wangedrag van enkele regenten, de somma van dertigduizend gulden al ver te boven gegaan. De regenten van de heerlijkheid Harenkarspel richten zich in 1692 tot de Staten van Holland en West-Friesland met het verzoek, om jaarlijks een extra ordinarisse omslag te mogen heffen, naar het voorbeeld van andere omliggende dorpen, zoals Schagen, Niedorp, Winkel, Oudkarspel en andere, onder de naam van St. Janssteek of schellingschot. Men wilde op deze manier proberen om de schuld, die inmiddels was opgelopen tot acht en veertig duizend gulden, weg te werken. Deze schuld was volgens de regenten voor een groot gedeelte ontstaan "met het timmeren van de nieuwe kerk, extra ordinaris repareeren van de oude kerk". Op 16 december 1 692 wordt door de Staten van Holland en WestFriesland octrooi verleend "om van de ingezetenen - 15 -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Zicht op Haringcarspel | 1994 | | pagina 17