fs 98 ‘Dat zij dien dijk als geen dijk waren achtende’7 Het door het stadsbestuur van Haarlem in de zomer van 1718 uitgevoerde onderzoek was zeer goed voorbereid. De metingen van de hoogte van de dijken zou plaatsvin den vanuit het water van het IJ en dit daalde en steeg met eb en vloed. Daarom gaven de regenten opdracht om te Halfweg, Spaarndam en Amsterdam op de dag van de inspectie ieder half uur de waterstand te meten. Op 10 augustus was het zo ver en vertrokken enkele (oud)burgemeesters en (oud)schepenen met stadpen- sionaris Mr. Albert Fabricius8, landmeter Anthony Velsen en onderfabriekmeester Hendrik Bans om kwart over acht 's ochtends vanuit Spaarndam met het grote jacht van Rijnland naar de Oostzaner overtoom. Aldaar ging men om half elf aan land. Om precies 10.40 uur werd de hoogte van de Oostzanerzeedijk gemeten op 8 voet en 10 duim (2,83 m) uit het water. Desgevraagd werd de heren verteld dat de zee tijdens de Kerstvloed tot de kruin stond en er op sommige plekken overheen was gelopen. De Assendelverzeedijk vond men in Oostzaan niets waard, dat zij dien dijk als geen dijk waren achtende'. Na nog meer metingen te hebben gedaan, scheepte het gezelschap zich weer in en zeilde naar de Westzaner overtoom. Ook daar werd de hoogte van de dijk gemeten. De volgende stop was Oud Nauerna. Ten oosten van de in 1651 door het hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen aan het einde van de Nauernaschevaart gelegde duikersluis stelden de heren om vijf minuten over half zes de kruinhoogte van de Assendelverzeedijk op 8 voet en 4 duim (2,61 m) vast. Voor de verhoging was de dijk slechts 6 voet (1,88 m) hoog. Ten westen van de sluis bij Oud Nauerna werd nog aan de dijk gewerkt. De spijkers in de paaltjes waarmee de parken van de aannemers waren afgebakend gaven een verhoging met circa 2% voet (88 cm) aan. De dijk was hier soms tot de helft weggeslagen en uitgekolkt. De heren brachten de nacht door in het gemeenlandshuis van Rijnland te Spaarndam. Zij kwamen de volgende ochtend bij het 'lumieren van de dag' uit de veren en voeren om half zes weer naar de overkant. Daar werd de rest van de Assendelverdijk onderzocht. Helaas stond het water te laag om bij de Nieuwe Overdijking aan land te gaan. Daarom wendde men de steven en zeilde terug naar Haarlem waar het gezelschap om twaalf uur aankwam. De verzamelde meetgegevens zijn in tabel 2 samengevat. 3,04 m - 4 cm 2,52 m 10 cm 2,40 m 2,74 m 34 cm 2,85 m 2,74 m - 11 cm HET IJ ROND Dijk verschil 3,00 m 2,62 m Tabel 2. Hoogte van de dijken langs de noordkant van het IJ en de Spaarndammerdijk op de tegenoverliggende oever met het IJ als referentievlak, 10 en 11 augustus 1718. gem. hoogte Schepen op het IJ bij de Zaan. Pen- en penseeltekening door Jan Spaan, tweede helft 18e eeuw. NHA, Collectie van prenten en tekeningen van de Provinciale Atlas Noord- Holland. gem. hoogte Spaarn dammerdijk Oostzanerzeedijk Westzanerzeedijk Assendelverzeedijk voor verhoging Assendelverzeedijk na verhoging Nieuwe Overdijking 3,30 m n.o. n.o. N.B. Oorspronkelijke gegevens in Rijnlandse voeten van 31,4 cm en duimen van 2,61 cm. Bron: NHA, stadsbestuur Haarlem, inv.nr. 7459.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 98