86
Herstel en verbetering van de dijken
en klei. De aarde kwam grotendeels van het Jan Rebellen
eiland of de Waard, een eiland in het IJ ten noorden van
Sloterdijk. In het eiland werd een vaart gegraven om zo
aarde te verkrijgen voor het dichtmaken van het gat in
de dijk. Toen de herstelwerkzaamheden in volle gang
waren en de kistdam bijna geheel dicht was, vernielde
een noordwesterstorm in de nacht van 18 op 19 december
de kistdam over een lengte van 13% roede (50 m). Ook
op andere plaatsen werd de dijk beschadigd. Zo snel
mogelijk kwamen dijkgraaf, hoogheemraden en hoofd
ingelanden weer bijeen. Op 23 december besloten zij om
nog eens een bedrag van 100.000 gulden te lenen.
De sluiting van het gat bij Halfweg bleef natuur
lijk de eerste opgave. De eerste maanden ging bijna alle
aandacht daarnaar uit. Naast klei, aarde en zand om de
dam te vullen werd hout ingekocht en allerlei gereed
schappen. Ook kocht Rijnland oude schepen om die te
laten afzinken. De schepen werden dus als een soort
caissons gebruikt. Dag en nacht ging het werk door.
Dat blijkt uit het feit dat er honderden guldens betaald
werden voor kaarsen. Alle materialen voor het herstel
van de dijk moesten natuurlijk ook vervoerd worden en
datzelfde gold voor de werklieden. Om aan voldoende
arbeiders te komen, kregen de Rijnlandse ambachtsbe
sturen opdracht mannen aan te wijzen om aan de dijk te
werken. Aan bier voor het werkvolk werd 4.450 gulden
uitgegeven. Alleen voor de heiers in Halfweg is brande
wijn in rekening gebracht; daarvoor moest Rijnland
325 gulden betalen. In maart 1676 was het gat bij
Halfweg dicht. Een kronkel in de dijk met daarachter de
Grote Braak herinnert nog steeds aan de doorbraak in
de nacht van 4 op 5 november 1675.2
De stormvloed in de nacht van 4 op 5 november had nog
meer schade veroorzaakt aan de Spaarndammerdijk.
Bovendien was de Slaperdijk op meerdere plaatsen
doorgebroken. Daar kwamen de gevolgen van de storm
in de nacht van 18 op 19 december bij. De uitgaven voor
herstel van alle schade en voor verbetering van de dijken
werden door de rentmeester van Rijnland verantwoord
in twee buitengewone rekeningen. Hierin werden de
ontvangst van geleend geld en van buitengewone om
slagen en de terugbetaling van het geleende geld en de
uitgaven aan de dijken geboekt.
Kort na de ramp van 4 op 5 november werd
aan specie voor het herstel van de Slaperdijk ruim 250
gulden uitgegeven, een gering bedrag vergeleken met
de 5.232 gulden waarvoor in maart 1676 het aanbren
gen van aarde aan deze dijk werd aanbesteed. Al met al
bedroegen de uitgaven aan de Slaperdijk slechts 1% van
de uitgaven aan de Spaarndammerdijk. Dat is niet zo
vreemd, want de Slaperdijk grensde nergens direct aan
het IJ en bovendien mocht hij op grond van eerder geslo
ten overeenkomsten tussen Rijnland en Amsterdam niet
hoger dan 52 duim (1,35 m) boven Amsterdams Peil zijn.
Herstel en verbetering van de waterkering langs het IJ
in Spaarndam en tussen Spaarndam en Amsterdam
kwam pas aan de orde toen het gat ten noordoosten van
Halfweg was gedicht. Op 24 april 1676 werd het aan
brengen van aarde vanaf het einde van de Schinkeldijk
ten westen van Spaarndam tot aan de nieuwe kistdam
ten noordoosten van Halfweg en vanaf de nieuwe
kistdam tot Amsterdam aanbesteed. Rijnland betaalde
HET IJ ROND
Dijkdoorbraak bij Halfweg op 4 november 1675. Rechts het Huis Zwanenburg. Ets, met een deel van het onderschrift in handschrift. Aan de rechterzijde is
met pen geschreven ‘de braek was diep 33 voeten’. Stadsarchief Amsterdam, Collectie tekeningen en prenten, bestandsnr. 010097007368.