•4'W'
78
iets mee wilden, moesten zij er een dure kadijk omheen
leggen. Tenslotte had men in 1714 en 1715 land ten
behoeve van de dijk gekocht voor 10 stuivers per roede.
De kwestie sleepte zich geruime tijd voort. Uiteindelijk
bepaalden de Staten in 1724 de prijs op vier stuivers per
roede. Dat werd een prima prijs geacht omdat land in
Assendelft door de bank genomen bij verkoop minder
opbracht en er nooit meer was betaald, ook niet in goede
tijden. Inderdaad stond de grondprijs zwaar onder druk
omdat de veepest heerste en het erg slecht ging met het
agrarisch bedrijf.42
De eigenaren van de binnengedijkte buiten
landen aan weerszijden van de Kil lieten in mei 1718
van zich horen. Zij stuurden toen in samenwerking met
de regenten van Heemskerk, Uitgeest en Beverwijk en
de ingelanden van de Zuidbroek43 een notaris op de
regenten van Assendelft af. De aanbesteding van de over-
dijking stond voor de deur en de notaris deelde mede
dat daar geen bezwaar tegen bestond. De ingelanden
wilden echter wel dat rekening met hun belangen werd
gehouden, onder andere dat haar landerijen
gewoon sijn van tijt tot tijt haar ververschinge te krijgen
door de overstrominge van deselve uijt de Wijckermeer’.
Het water liet een vruchtbaar laagje slib achter, deze
bemesting raakte men kwijt en dit zou zeker resulteren
in een waardedaling van hun landerijen met bijna de
helft. Er moest dus een duiker in de nieuwe dijk komen.
De secretaris van Assendelft, Floris Wil, gaf naderhand
namens de regenten te kennen dat de sluis bij de Gecom
mitteerde Raden was aangekaart. Die vonden echter dat
de klagers zich tot de Staten moesten wenden aangezien
het aan Assendelft verleende octrooi tot financiering
van de dijkwerken niet in het verzochte sluisje voor
zag.44 Inderdaad ging een verzoekschrift naar de Staten
waarin de klacht over het gemis van de 'vettigheijt door
de slibber uijt de [Wijker]meer’ werd herhaald. Het
sluisje was ook nodig voor de afwatering. Tenslotte werd
verzocht om vrijstelling van het onderhoud van zowel de
sluis als de nieuwe dijk. Per slot van rekening betaalde
men nu ook geen dijklasten.45
De Staten ontvingen ook nog een rekest van
de regenten van Uitgeest. Het dorp vormde samen
met Heemskerk een grote polder, de Uitgeester- en
Heemskerkerbroek. De landerijen van Uitgeest waren
echter wat lager gelegen en dat gaf voortdurend wrij
vingen met de buren in Heemskerk.46 In Uitgeest vreesde
men extra wateroverlast. De regenten van het dorp
meldden te hebben vernomen van het verzoek van
Heemskerk om een sluisje in de Nieuwe Overdijking
waer door gemeldte landen met slibber en modder
overstroomt en se als gemest werden tot derzelver
merckelijcke advantagie’. Dat vond men in Uitgeest
allemaal prima, maar wel moest Heemskerk eerst het
gat in de Sint Aagtendijk gelegen binnen de jurisdictie
van het dorp - lengte 116 voet (36 m) en diep 16 voet
Fabricius zocht over deze kwestie contact met Van
Oudesteijn van de Gecommitteerde Raden en lichtte
tevens de burgemeesters van Haarlem in.40
Ook in Assendelft ontstonden problemen rond
de aardhaling. In juli 1719 richtten de regenten van het
dorp een verzoekschrift aan de Staten van Holland. Die
hadden eerder bepaald dat alle benodigde specie van
Nauerna tot de Sint Aagtendijk vergoed moest worden
op basis van een taxatie door onpartijdige personen.
Hun uitspraak kwam neer op een betaling van vier
stuivers per roede (11,7 m2) voor het land waar de dijk
overheen was gelegd en acht stuivers per roede voor tot
zeven duim (17 cm) diep afgegraven land. Er was echter
veel dieper, soms zelfs tot 12 duim (29 cm.) gespit. De
regenten wezen er meteen op dat het water tijdens de
overstroming de nodige vuiligheid op de landerijen had
achtergelaten. Het opruimen daarvan had de boeren ook
nog veel geld gekost. Bovendien was 22 morgen door de
inlaag buitendijks gekomen.41 Als de eigenaren daar nog
6.‘: '-ÏK
HET IJ ROND
De Kil gezien in zuidelijke richting vanaf de Nieuwendam
(Busch en Dam). Foto Chris Schaatsbergen, herfst 2020.
'i