Noord: stormvloeden 1675 en 1717 - toezicht en gemeenmaking 69 De stormvloed van 1675 veroorzaakte aan de noordkant van het IJ grote schade. De Oostzanerzeedijk begaf het en elders scheelde het niet veel. Om herhaling te voorkomen, stelden de Staten van Holland een nieuw hoog toezicht over de zeedijken in, de zogenaamde superintendentie. Deze kon niet verhinderen dat de Sint Aagtendijk en Assendelverzeedijk tijdens de Kerstvloed van 1717 braken. Grote overstromingen en zware schade waren het resultaat. Deze ramp leidde tot inkorting van beide dijken door middel van een dwarsdijk langs de hoog opgeslibde gronden in de oude Krommenije. Bovendien besloten de Staten van Holland ze eindelijk gemeen te maken. De eerste dagen van november 1675 waaide het stevig uit het westen en zuidwesten. Dat zorgde al voor hoge waterstanden langs de Hollandse kust. Daarna draaide de wind naar het noordwesten en wakkerde tot stormkracht aan met sterke buyen, en den derden [november] met aenparsinghe des waters inde Zuyderzee’, aldus een onderwijzer uit Hoorn.1 In de nacht van 4 op 5 november werden extreem hoge waterstanden bereikt. Langs de hele Zuiderzeekust van het Noorderkwartier braken de dijken. Al het land tussen Medemblik en Buiksloot kwam blank te staan. Ook langs het IJ hielden de dijken geen stand. De Spaarndammerdijk, Oostzanerzeedijk en Sint Aagtendijk begaven het. De doorbraak in de Oostzanerzeedijk bevond zich bij het Barndegat. Drie dagen na het ongeluk, op 8 november 1675, kwam het complete dorpsbestuur samen op de zeedijk bij het nieuw ingebroken gat den 5 desen om de manier en middelen te bespre ken om het te sluiten. De dijkgraaf stelde voor het gat recht over te plempen. Daar gingen de regenten mee ak koord. Meteen werden 50 mannen, ieder met een schuit, in dienst genomen. Bovendien moesten dagelijks 100 mannen opkomen om aan de dijk te werken, dit bij toer beurt vanaf de Oostzanerovertoom en dan verder de hele banne rond. Personen die verstek lieten gaan, kregen een boete van 10 stuivers ten behoeve van de dijkgraaf. Bovendien zou op hun kosten iemand anders worden ingehuurd op een loon van een gulden per dag. Iedereen moest om zeven uur 's ochtends op de dijk aanwezig De stormvloed van 1675 en de superintendentie Oostzanerzeedijk. Lengte 2.245 roeden (ca. 8,5 km) waarvan ongeveer 900 roeden (circa 3.400 m) kaaldijk. Ter bescherming van de oever van het buitendijkse land waren verschillende krabhoofden of paalwerken aange bracht. De kruin had een breedte van twee roeden (7,5 m). De dijk was nog nooit zo goed geweest als nu. Het onderhoud was gemeen gemaakt en de kosten werden morgen-morgensgelijk over de landerijen omgeslagen. zijn. Daar dienden ook iedere dag drie regenten zich te melden om leiding te geven. Dit op een boete van een du- caton.2 Wel mochten zij een collega verzoeken hun beurt over te nemen. Ten slotte werd besloten zoveel te lenen als nodig was. Het dorp diende ook nog een verzoek om korting op de verponding in, maar dat werd afgewezen.3 De Westzanerzeedijk hield het weliswaar, maar de stormvloed vormde wel aanleiding voor een bui tengewone verhoging - op vele plaatsen met drie voet (0,9 m) - en verbreding. Dat werd voldoende geacht om doorbraken te voorkomen, zo meldden schout en schepenen in juli 1676 aan de Gecommitteerde Raden.4 De Assendelverzeedijk werd door overslaand water be schadigd. Het spande erom, zo blijkt uit een betaling van 10 gulden en een stuiver op 17 april 1676 aan Theunis Dircksz. voor riet, een vork, een slaai5 en een schiphaak inde tijt van 't hooge water geleverd.6 De enorme omvang van de overstromingen leidde tot ingrijpen van hogerhand. De Staten van Holland bepaalden op 15 november 1675 dat de Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier de sluiting van de vele ga ten moesten regelen indien de dijkbesturen onvoldoende haast maakten. Ook werden zij belast met een onderzoek naar de doorbraken en gemachtigd arbeiders op te trom melen. Op 24 maart 1676 kregen de Raden opdracht een uitgebreide inspectie van de zeedijken uit te voeren en de wijze van beheer te inventariseren. Het hieruit resulterende grote rapport werd op 17 juli in de Staten vergadering besproken.7 De Raden meldden aangaande de dijken langs de noordkant van het IJ het volgende: HET IJ ROND 2 3 Geciteerd bij De Bruin en Aten (2004), 30. Een zware zilveren munt. Schilstra (1979), 123, 134; WA, polder Oostzaan, inv.nr. 85, fol. 6v., 7v., 8r. GAZ, polder Westzaan, inv.nr. 589, fol. 7r. Zware houten hamer. GAZ, HHL Assendelft, inv.nr. 32, rekening 1676; Gottschalk dl. 3 (1977), 262. Resoluties Staten van Holland, 17-7-1676; De Bruin en Aten (2004), 53. Zie ook Gottschalk dl. 3 (1977), 276-277.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 69