67 morgen (85 ha) weggespoeld. Twee decennia later werd in de Informacie uitgebreid gewezen op de 15 jaar eerder gelegde grote inlaagdijk, waar het dorp en de buren zo lang over geprocedeerd hadden. De destijds afgesloten leningen waren nog steeds niet afbetaald. Als lengte van de inlaag werd nu 1.400 roeden (ruim 5 km) opgegeven. Voor het werk was 150 morgen (127 ha) land afgegraven om aan de benodigde specie te komen en nog eens 150 morgen buitengedijkt. Ten slotte had het dorp oock 200 roeden [ca. 750 m] caeldijcx, die met hout, ijser ende andere instrumenten onderhouden moet zijn (...)’.56 Het ging hierbij hoogstwaarschijnlijk om de Couhornerhoek. In 1592 kunnen we ons een goed beeld vormen van de toestand van de Oostzanerzeedijk aan de hand van het verslag van een door de regenten uitgevoerde inspectie van de zee- en binnendijken, de sluizen en, de afgespoelde landen.57 Oostzaan was toen belast met 1.900 roeden (ruim 7 km) zeedijk 'soo ruych als kael’, dus met en zonder voorland. Over een lengte van 390 roeden (circa 1,5 km) had 60 jaar eerder nog buitendijks land gelegen, maar dat was nu over een derde helemaal en over twee derde op sommige plekken bijna wegge spoeld. Het onderhoud van een roede kale dijk kostte 50 gulden per jaar en een roede zeedijk met voorland 20 gulden, aldus de burgemeesters en schepenen. Als we de beschikbare informatie over de dijken langs de noordkant van het IJ overzien, is duidelijk dat de druk toenam. Het voorland spoelde weg en zowel West- als Oostzaan waren eind 15e eeuw genoodzaakt grote inlaagdijken te leggen waarbij veel land werd buitengedijkt. In Assendelft ging men daar in 1522 zelfs uit voorzorg toe over toen duidelijk was dat de lus van de zeedijk rond Buitenhuizen niet te houden viel. Daar waar geen voorland meer was, moest men met houtwerk in de weer. Kale gedeelten van de Westzanerzeedijk blij ken in 1534 te zijn voorzien van een zware beschoeiing van palen en dikke planken. Bij de oostelijke hoek van de Oostzanerzeedijk was dat al in 1514 het geval afgaande op de Informacie van dat jaar. GAZ, gem.bestuur Oostzaandam, inv.nr. 240. Holland kwamen het dorp tegemoet en verleenden in september 1611 een korting op de verponding van 3.200 gulden omdat West- en Oostzaan ook waren geholpen.48 De zegslieden van Westzaan klaagden reeds in de Enquêste van 1494 - als de Informacie van 1514 een enquête in verband met de belastingen - uitgebreid over de: onderhoudenisse van den dijck, beloopende meer dan 2500 roeden [9,4 km] hoochzwaren dijck, daer dickwil onversien groote schade an geschiet overmidts last van stormwind ende uploop van water Zeggende ooc dat dat zij in corten jaren van nootswegen hebben moeten leggen onder den hooghen dijck een inlage, wel van 279 roeden [ruim 1 km] daeroff elcke roede ghecost heeft 14 R. gl. 49 Zoals eerder opgemerkt bestonden delen van de Westzanerzeedijk uit ‘platendijck’ verdedigd met een zware beschoeiing. Hiervan wordt in 1534 voor het eerst gewag gemaakt.50 Toen in 1550 werd verzocht om twee opzichters over de dijk te mogen aanstellen, wezen de regenten er uitgebreid op dat onder de zeedijk, veel kaledijck ofte platedijck, dat geen voerlande en heeft, be grepen is, ende wert tot vele plaetsen (aldaer voerlant is) 't selve afgespoe[l]dt, ende gesleten, sulccx dat sy-luyden veel meer kaeldijck ofte paeldijck ghekrijgen (...)’.51 In 1565 en 1567 werden vergelijkbare klachten naar voren gebracht.52 De Westzanerzeedijk lijkt de zware storm vloeden van de 16e eeuw als de Allerheiligenvloed van 1570 goed te hebben doorstaan, althans berichten over doorbraken ontbreken. Wel klaagde het dorp in 1565 en 1567 opnieuw dat de zeedijk kwetsbaar was omdat daer veel cael en paeldijck meede is en hoe langger hoe lastyger valt te onder houden ghemerckt die voer- landen vandt seewater hoe langger en meer afslijten en vergaen'.53 Eind oktober 1601 ging het goed mis tijdens een 'hoge vloet ende groote tempeest' en begaf de dijk het. Dat was al lange tijd niet meer voorgekomen, meld den dijkgraaf en heemraden aan de Gecommitteerde Raden. Het water spoelde twee grote gaten uit, het ene 60 vaam (ruim 110 m) lang en het andere 20 vaam (ruim 35 m). De reparatie had alleen al aan arbeidsloon 6.300 gulden gekost en daar kwam de vergoeding van het voor specie afgegraven land - het ging om 30 mad (ca. 17 ha) - nog bij. Tot overmaat van ramp begaf de dijk het op 24 februari 1602 opnieuw, welgeteld acht dagen nadat het werk aan de doorbraak van oktober 1601 was gereed gekomen en men meende 'vuyt alle perikel’ te zijn. Hierna heeft de Westzanerzeedijk echter naar alle waarschijnlijkheid altijd stand gehouden.54 We beschikken over berichten over doorbraken in en/of grote schade aan de Oostzanerzeedijk in 1398, 1406, 1421 (Sint Elizabethsvloed), 1494, 1498, 1509 (Cosmas- en Damianusvloed), 1611 en 1669.55 In de Enquêste van 1494 klaagden de zegslieden van Oostzaan hevig over landverlies. In vijf jaar tijd was circa 100 HET IJ ROND 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 NHA, HRS. St. Aagtendijk, inv.nr. 1. NHA, HRS St. Aagtendijk, inv.nr. 1; amb.best. Heemskerk, inv.nr. 171; stadsbestuur Beverwijk, inv.nr. 292. Koene (2010), 132-133, 141; Gottschalk dl. 2 (1975), 371, 465, 407. Gottschalk dl. 2 (1975), 676. Resoluties Staten van Holland, 5-9-1611. Geciteerd bij Verkade (1982), 35. R. gl. Rijnse gulden van 28 st. Besondere privilegiën (1661), 83-86. Besondere privilegien (1661), 101-102. Verkade (1982), 99. Geciteerd bij Verkade (1982), 99 GAZ, AHL Westzaan, inv.nr. 443; Verkade (1982), 99. Schilstra e.a. (1979), 54, 167-170; Gottschalk dl. 2 (1975), 16, 85; Reso luties Staten van Holland, 28-4 en 26-11-1611; WA, polder Oostzaan, inv. nr. 85, fol. 33r. Bovendien verdween Oostzaan in 1665 gedurende drie maanden onder water na doorbraak van de Waterlandsezeedijk. Fruin (1876), 76; Fruin (1866), 61-62 (citaat).

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 67