55
waarop de verlengde dijk was gelegd. Zij waren niet van
plan de verlenging, het zogenaamde overschot, voor hun
rekening te nemen en wilden dat dit ten laste van heel
Assendelft kwam. Jan Duvensz. cum suis stapten naar
de schepenbank. Die droeg zeven Assendelver mannen
op de kwestie te beslissen. Een zeventuig was vanouds
de manier waarop dergelijke geschillen werden afge
handeld. Zeven naaste verhoefslaagden zonder belang
bij het betwiste dijkvak moesten uitmaken aan wie het
toebehoorde.17 In dit geval werden Jan Duvensz. en zijn
medestanders in het ongelijk gesteld. Hij en zijn mede
standers weigerden echter toch de dijk te repareren,
waarna de schout als dijkgraaf dit aanbesteedde en de
kosten probeerde terug te vorderen via de schepenen.
Rond 1500 stonden Assendelft, Westzaan, Oostzaan en
Waterland 's winters vaak blank. Men zette in de herfst
sluisjes in de zeedijken open om het 'vette', slibrijke
water uit het IJ in te laten. De slibdeeltjes bezonken en
vormden een welkome bemesting voor de weilanden.
Het lijkt erop dat in Oostzaan rond 1530 een punt achter
deze bijzondere landbouwmethode werd gezet omdat
er meer graan werd geteeld en dat gewas niet tegen de
nattigheid bestand was. In Assendelft bleef de winterse
inundatie echter populair. Iedere herfst werden de
sluisjes in de zeedijk opengedraaid.20 Omdat Assendelft
gemeen lag met Westzaan en Krommenie verspreidde
het water zich verder en bereikte onder andere de
Zaan, onderdeel van de Schermerboezem. Evenals de
doorbraken in de Sint Aagtendijk stuitte dat op be
zwaren van het heemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen. Op 23 januari 1566 verscheen dijkgraaf Sebastiaen
Craenhals met enkele heemraden en de bode op de
Assendelverzeedijk om de naar oude gewoonte geopen
de sluisjes dicht te maken. Hij werd echter opgewacht
door 500 a 600 woedende Assendelvers bewapend
met hooivorken, pieken, bijlen en zelfs enkele geweren.
Craenhals moest uiteindelijk onverrichter zake de wijk
nemen naar het slot Assumburg. De kwestie werd twee
jaar later beslist door het Hof van Holland. Assendelft
moest zich met een kade van de buren afscheiden en op
deze manier het water binnenboord houden. Hierna kon
het dorp zonder verdere problemen met Uitwaterende
Sluizen doorgaan met de inundaties. Pas in 1696 werd in
Assendelft besloten er een punt achter te zetten. Hierbij
speelde mee dat de waterinlaat grote hinder ondervond
van de opslibbingen in het IJ voor de zeedijk waardoor
de sluisjes droogvielen.
Een zilveren muntje ter waarde van 6 st.
Dit mondde uit in een tweede zeventuig, nu van mannen
van buiten Assendelft. Dat besliste ten gunste van Jan
Duvensz. De schepenen wilden vervolgens de kosten op
alle vierendelen, dus het gemene land van Assendelft,
verhalen. Waarsman Symon Jansz. kaartte daarop als
vertegenwoordiger van de ingelanden de kwestie aan
bij het Hof van Holland. Uiteindelijk trokken Jan Duvensz.
cum suis toch aan het kortste einde en bleef alles bij het
oude. Het duurde tot 1627 voordat de ingelanden van de
vierendelen het eens werden dat voortaan alle gront-
waelen die in de Zeedyck (dat Godt verhoede!) soude
mogen komen te scheuren of te breken, uyt de gemeene
dorps kosten, morgen-morgens gelyck, opgemaeckt sullen
werden tot drie voeten boven den ouden dyck'.18
Rel op de Assendelverzeedijk19
«Mn
HET IJ ROND
13
14
15
16
Dijkgraaf Craenhals van het heemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen op de Assendelverzeedijk, 23 januari 1566. Tekening door
Henk Tol. Overgenomen uit Verkade (1981).
17
18
19
20
De Vries (1876), 299.
De Vries (1876), 192, 203; Beels (1768), 172-176 (citaat).
Kader gebaseerd op Aten (2010), 1-6; Koene (2010), 143-146.
In 1545 is sprake van 16 of 17 stuks.
Koene (2010), 132-136.
GAZ, HLH Assendelft, inv.nr. 521.
Beels (1768), 88-89. Vgl. met De Vries (1876), 191.