F 54 Assendelverzeedijk: vier vierendelen In Assendelft werd niet morgen-morgensgelijk gedijkt, maar op zijn ho[ofd]breedte. De dijkplicht lag dus op de percelen die direct aan de dijk grensden over de lengte van het hoofd of de kop van het perceel langs de dijk. De banne telde vier kwartieren, van noord naar zuid het Broek-, Kerk-, Woud- en Nesvierendeel. Tijdens de ont ginning was iedere weer of kavel nog in handen van één enkele boer. Of ten tijde van de aanleg van de dijk rond 1300 nog steeds de hele weer bij een boerderij hoorde, is de vraag. De weren in het Nesvierendeel lagen overi gens aan beide zijden aan de dijk, in het westen langs het Wijkermeer en in oosten langs het IJ. Natuurlijk raakten de weren door verkoping en vererving versnipperd over vele eigenaren. Eind 16e eeuw bevond geen enkele weer zich nog in één hand. Dan blijkt de hoefslag van de weren in kleinere stukjes te zijn verdeeld over alle ingelanden in de weer, maar nog steeds waren degenen met land dat tegen de dijk aan lag het slechtste af.13 Het dijken op zijn hobreedte leidde tot vele con flicten. In 1583 spande bijvoorbeeld schout en dijkgraaf Pieter Jansz. de Jonge een proces aan tegen Dirck Jonck Claesz. met diens kinderen en nog een hele serie andere ingelanden van het weer voorheen bekend als Symon Claesz. en nu als Arent Jan Cillen weer. De heemraden hadden op de schouw van Sint Lambrecht (17 septem ber) bepaalde hoefslagen van deze weer afgekeurd en boetschuldig gevonnist. De ingelanden bleven echter in gebreke waarna de schout tot aanbesteding was overge gaan en Bouwen Jansz. het werk had opgeknapt voor 48 gulden. Dijkgraaf De Jonge eiste dat bedrag terug van alle ingelanden in het weer op dubbel gewin naar dijk recht - dus 96 gulden - en hier bovenop twee schellin gen14 boete per persoon. De partijen wisselden de nodige stukken uit en de heemraden wonnen zelfs advies in bij rechtsgeleerden in Den Haag omdat zij geen wijs konden worden uit de vele 'latijnse allegatien’ of argumenten in de processtukken. Uiteindelijk stelden zij op 11 januari 1585 de schout in het gelijk en bepaalden dat de ingelan den navenant hun grondbezit moesten betalen.15 Een andere moeilijkheid vormden doorbraken. In principe moesten degenen in wiens hoefslag het gat zat dat sluiten. Wel konden zij aan de schout vragen de heemraden bijeen te roepen om te beslissen over het buiten- of binnenwaarts om de doorbraak heen verleg gen van de dijk. Vaak waren de onderhoudsplichtigen echter niet in staat de dijk rechtdoor of buitenom te herstellen en bij binnenwaartse verlegging werd iedere keer land aan de zee prijs gegeven. In 1512 was weer sprake van een dergelijk geval. De dijk van Claes Gijsen had het begeven, hij was te arm om de dijk rechtdoor te herstellen en verlegging binnenom schaadde het algemeen belang. Hierop vond op 5 oktober 1513 een overleg plaats tussen twee burgemeesters van Haarlem namens de landeigenaren uit die stad en schout, schepenen en vroedschappen van het dorp. Zij besloten voor deze ene keer de kosten over alle landerijen onder Assendelft om te slaan mits Gijsen en de naast gelegen ingelanden de dijk daarna weer onderhielden.16 Helaas begaf de dijk van Claes Gijsen het kort daarna opnieuw. Nu was een inlaagdijk nodig die langer was dan de vernielde dijk. Dit leidde tot protesten van Jan Duvensz. en enkele andere eigenaren van landerijen HET IJ ROND De Assendelverzeedijk langs Wijkermeer en IJ (noorden links). De dijk begon aan het einde van de Nieuwendam en liep tot het zuideinde van het Twiske. Detail uit een kaart van het Wijkermeer door Pieter Bruinsz., juni 1590. NHA, Beeldcollectie van de gemeente Haarlem. •4 4. f

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 54