48 Rijnland en de vissers van Oostzaan14 In de zomer van 1666 kregen dijkgraaf en hoogheem raden een verzoek van de Staten van Holland om hen van informatie en advies te voorzien over een rekest van burgemeesters en vroedschappen van Oostzaan. De bestuurders van Oostzaan deden daarin verslag van een incident op 22 april van dat jaar tussen vissers uit hun dorp en Claes Corneliszoon alias Claes Baes, bewoner van Rijnlands huis in Halfweg. Zij verzochten de Staten actie te ondernemen zodat Claes een door hem in beslag genomen zegen (groot sleepnet) zou terug geven of vergoeden en hem te bevelen de vissers uit Oostzaan voortaan met rust te laten bij het vissen in het IJ voor de dijk. Volgens het bestuur van Oostzaan had het iedereen altijd vrij gestaan om in het IJ tussen Spaarndam en Amsterdam te vissen met schepen, fuiken, werpnetten, drijfnetten of wat voor vistuig dan ook. Op donderdag 22 april 1666 waren enige vissers uit Oostzaan met de zegen aan het vissen aan de buitenzijde van de dijk voor Halfweg, een stuk ten oosten van de sluizen, toen Claes Baes met zes of zeven knechten aan kwam lopen. Zij probeerden de zegen van een van de vis sers af te pakken. Toen die dit wilde verhinderen, kwam Claes met drie van zijn knechten op hem af 'maeckende groot gewelt, met schelden, smijten ende slaen, dreijgen- de den selven Claes Baes den visser met een roer (een geweer) te doorschieten.’ Met geweld werd de nog half in het water liggende zegen de visser afhandig gemaakt en meegenomen. Tot op heden was die niet teruggegeven, ondanks vriendelijke verzoeken en het aanbod een borg som te betalen. Daarom wendden de bestuurders van Oostzaan zich tot de Staten met het verzoek in te grijpen. Claes Corneliszoon van Assendelft was kaste lein op het huis Zwanenburg en toeziener van Rijnland in Halfweg. Claes had dus een belangrijke functie. Als toeziener was hij verantwoordelijk voor de dijk en de sluizen daarin, als kastelein moest hij dijkgraaf en hoog heemraden op gepaste wijze huisvesten en van eten en drinken voorzien. Of hij op correcte wijze optrad tegen de vissers uit Oostzaan, is de vraag. Als het incident zich bij de sluizen afspeelde, waren de vissers in overtreding en moest Claes daar tegen optreden. Dat was hem acht jaar daarvóór door dijkgraaf en hoogheemraden uitdruk kelijk opgedragen. Volgens de keur van Rijnland was vissen aan de buiten zijde van de dijk binnen een afstand van 50 roeden (188 m) van de uitwateringssluizen in Spaarndam of Halfweg verboden. De reden was dat vistuig dicht bij de sluizen de uitwatering belemmerde. Omdat dit visverbod volgens dijkgraaf en hoogheemraden werd overtreden door baatzuchtige en kwaadwillige mensen, die dit bij nacht en ontij deden, hadden zij Claes Corneliszoon op 27 augustus 1658 een instructie verleend. Hij moest overtreders bekeuren en aangeven bij het college of bij de secretaris, zodat zij berecht konden worden. Ook moest hij het vistuig in beslag nemen. Het afpakken van de zegen op 22 april 1666 was dus conform deze instructie. Rijnland voldeed aan het verzoek van de Staten en gaf zijn visie op de gang van zaken. De keur was ge handhaafd, de toeziener van Rijnland stond in zijn recht. Hierop zond het plaatselijk bestuur van Oostzaan nog een repliek aan de Staten, waarin zij betwistten dat de vissers met hun schuit en hun zegen op minder dan 50 roeden van de sluis hadden gevist. Verdere stukken ontbreken, de afloop kennen wij niet. Is de in beslag genomen zegen teruggegeven of vergoed, of moesten de vissers er in berusten dat zij hun vistuig waren kwijtgeraakt? HET IJ ROND

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 48