VQil
W-
43
Na dit besluit bleef het zeven jaar stil. In de herfst
van 1621 brak de Velserdijk weer door. In april 1622
stond het aangrenzende deel van Rijnland nog steeds
onder water, ondanks de lozing door de sluizen in de
Spaarndammerdijk. Nu had Rijnland er genoeg van. Er
moest een slaper gelegd worden tussen de Schinkeldijk
en Santpoort om het water van het IJ bij een volgende
doorbraak van de Velserdijk tegen te houden. Een jaar
later besloten dijkgraaf, hoogheemraden en hoofdinge
landen tot heffing van een omslag van 15 stuivers per
morgen en het aangaan van een lening om aankoop van
de benodigde grond en betaling van arbeidslonen voor
het aanleggen van de dijk te bekostigen. Het werk kon
beginnen.5
Dit bracht Amsterdam in het geweer. De stad
had geen enkel belang bij een goede waterkering aan de
westelijke kant van het IJ die de omgeving van Haarlem
moest beschermen. Bij hoge waterstand in het IJ was
overstroming van Kennemerland juist gunstig voor
Amsterdam. Dat verminderde de kans op overstroming
van de stad en omgeving. Het stadsbestuur spande een
proces tegen Rijnland aan, maar al gauw besloten beide
partijen het geschil door onderhandeling op te lossen.
In 1626 kwamen zij overeen dat Rijnland met het leggen
van een slaperdijk mocht doorgaan, als deze niet hoger
zou worden dan 2 voet en 10 duim (89 cm) boven de
peilen die in 1624 door landmeters op last van het Hof
van Holland zowel in Spaarndam en Amsterdam op
dezelfde hoogte geplaatst waren. Na de invoering van het
Amsterdams Peil (AP) in 1684 werd dit peil vastgesteld
op 52 duim (1,35 m) boven AP. Dat was niet hoog genoeg
en dit zou later ook herhaaldelijk blijken. Amsterdam
had echter de macht om Rijnland haar wil op te leggen
en deed dat ook. Een poging van het hoogheemraadschap
om de Slaperdijk na een overstroming in 1666 te verho
gen, leidde zelfs tot dreiging van militair optreden door
Amsterdam.6
verzwaren en versterken, of om een slaper- of achterdijk
te maken. Overeenkomstig het besluit van de vergade
ring ontboden dijkgraaf en hoogheemraden daarop het
bestuur van Velsen naar Haarlem. Het hoogheemraad
schap was niet langer bereid te gedogen dat het water
van het IJ door het slechte onderhoud van de Velserdijk
over landen van Rijnland stroomde en vervolgens weer
bij Spaarndam geloosd moest worden. Velsen antwoord
de dat het niet meer aan de Velserdijk wilde doen dan
vanouds gebruikelijk was en dat dijkgraaf en hoogheem
raden niets over de dijk te zeggen hadden. Conform
het besluit van 21 april 1611 wilde Rijnland daarop
Velsen voor het Hof van Holland dagen en verzocht in
september 1612 aan Haarlem om mee te doen met het
proces. Daarbij verwees Rijnland naar de belofte van
Velsen van 4 maart 1591. Haarlem wees het verzoek van
Rijnland af, met het argument dat Velsen in 1591 alleen
een belofte had gedaan met betrekking tot de kadijk en
niet tot de Velserdijk.3
Tot een proces tegen Velsen kwam het niet.
Verbetering van de Velserdijk was niet te verwachten.
Daarom besloten dijkgraaf, hoogheemraden en hoofd
ingelanden op 30 april 1615 dat een commissie uit
hun midden zou onderzoeken of het nuttig was om een
slaperdijk te maken tussen het einde van de Schinkeldijk
en Santpoort, hoeveel dat ging kosten en wie daaraan
- en aan het onderhoud - moest bijdragen. Daarover zou
gesproken worden met het stadsbestuur van Haarlem en
met de bestuurders van de ambachten ten noorden van
de Hoge Rijndijk.4
3
E R<-
vW1
5P
s.
-
0 7?
Ni
<c X
X
d
HET IJ ROND
Het gebied tussen Haarlem, Spaarndam en Santpoort
na de aanleg van de Slaperdijk tussen de twee
laatstgenoemde dorpen. Detail uit de overzichtskaart
van Rijnland van Jan Jansz. Dou en Steven van
Broeckhuysen, 1647. HHR, Collectie kaarten, A-4270.
2
3
HHR, O AR, inv.nr. 3814 (HHR Collectie charters CHRT-0673,
CHRT-0675, CHRT-0677). Voor het conflict tussen Rijnland en Leiden:
Van Amstel-Horak (1996), 117-138.
Zie hoofdstuk ‘De dijk in de middeleeuwen’.
HHR, OAR, inv.nrs. 22 (folio 122v) en 1153.
HHR, OAR, inv.nr. 22, folio 137.
OAR, inv.nr. 22, folio 156 en 160.
OAR, inv.nr. 23, folio 13; Van Tielhof, Van Dam (2006), 236-237.
dam.
Pi
S
hoo
•’^,1
'»tHuys 1
ftlocniciiJ.lcI
tJ la»
/ara