38
Oorlogsellende aan de Spaarndammerdijk21
De Spaarndammerdijk was vijf jaar oorlogstoneel.
Normaal dijkonderhoud door de eigenaren van aan
de dijk grenzende landerijen was onder die omstandig
heden onmogelijk. De onderhoudsplichtige eigenaren
waren inwoners van Haarlem, Amsterdam of van de
dorpen daar tussenin. Haarlem schaarde zich in 1572
aan de zijde van de Geuzen, Amsterdam bleef aan de
kant van de Spaanse koning staan. Na een beleg van
zeven maanden werd Haarlem in juli 1573 door de
Spaanse troepen ingenomen en weer onder koninklijk
gezag gebracht. Dit bracht geen rust in de regio.
De Geuzen bleven de Spaanse troepen aanvallen.
De inwoners van de dorpen tussen Amsterdam en
Haarlem leden onder de acties van beide partijen.
Wouter Jacobsz. Maes, prior van het Emmaüs-
klooster in Stein bij Gouda, was in 1572 naar Amsterdam
gevlucht en hield een dagboek bij. Ook de Spaarndam-
merdijk, door hem Haarlemmerdijk genoemd, komt
daarin af en toe aan de orde. Als katholiek geestelijke,
gevlucht voor de Geuzen, was Wouter Jacobsz. natuur
lijk niet onpartijdig. Zo schreef hij op 6 december 1572
dat de opstandige Haarlemmers de dijk bij het Huis ter
Hart in Halfweg hadden doorgestoken. Die actie was
voor hem het bewijs dat zij ongehoorzaam waren en
oorlog wilden. Hij hoopte dat God hen tot het inzicht
zou brengen dat zij door tijdige boetedoening behoed
zouden worden voor 'de uterste swaericheyt, sulx altijts
overcomen is den rebellen ende den hovaerdighen’. Vijf
dagen later zag Wouter veel burgers en landlieden met
schoppen en spaden uit Amsterdam vertrekken om de
dijk te herstellen. Het stadsbestuur had de gereedschap
pen gevorderd bij de burgers, met belofte de schop of
spade te vergoeden als zij hem niet terugkregen.
Sloterdijk, waardoor het ambacht en het daarin gelegen
Slotermeer afwaterden op het IJ, werd door Rijnland
overgenomen. De overeenkomst was goedgekeurd door
de hoofdingelanden van Rijnland en door het stadsbe
stuur van Amsterdam, als ambachtsheer van Sloten en
Sloterdijk.
Rijnland had lang vastgehouden aan een
achterhaald hoefslagsysteem en ging pas akkoord met
gemeenmaking toen de dijkambachten totaal verarmd
uit de oorlog kwamen. De opstelling van het hoogheem
raadschap is wel begrijpelijk. Centraal dijkbeheer was
een nieuw verschijnsel. Zeedijken in Zeeland werden
ook pas aan het eind van de 16e eeuw gemeen gemaakt
en bij de Diemerzeedijk, die het land ten oosten van
Amsterdam tegen de Zuiderzee beschermde, duurde dit
zelfs tot het midden van de 19e eeuw. Met de gemeen-
making van de Spaarndammerdijk behoorde Rijnland
dus tot de voorhoede. Het dijkonderhoud was erg duur
en vormde in de volgende eeuwen de grootste of een van
de grootste uitgavenposten van Rijnland. De bouw van
nieuwe sluizen in de dijk na 1550 had ook hoge kosten
met zich meegebracht en dijkgraaf en hoogheemraden
stonden onder zware druk van de hoofdingelanden om
de uitgaven beperkt te houden. De terughoudendheid om
het dijkonderhoud ten laste van heel Rijnland te brengen,
was dus niet zo vreemd.20
De oorlog had gruwelijke gevolgen voor de bevolking.
Een maand na het doorsteken en weer herstellen van de
dijk bij Halfweg hoorde Wouter dat een soldaat bij het
Huis ter Hart een vrouw had gevonden die aan de dijk
zat met een kind aan haar borst. De vrouw was dood, zij
was stijf bevroren. Toch zou zij nog zog in haar borsten
hebben gehad, waaraan het kind zoog. De zuigeling werd
naar het Spaanse legerkamp gebracht 'tot een teyken
van wonderheyt. In juli 1573, kort na de inname van
Haarlem, wandelde Wouter over de dijk naar Haarlem
om een oude vriend en collega in het Zijlklooster te
bezoeken. Het land zag er spookachtig en verlaten uit.
Er waren maar weinig huizen die niet verbrand waren,
nergens stond vee in het land. Wel lagen er veel kadavers
van beesten op de weg. Ook zag Wouter een naakt mens
liggen, midden op de weg, nagenoeg in het spoor van de
wagens. Het lichaam was geheel door de zon verdord
en vrijwel geplet. Wouter verbaasde zich er over dat
niemand het lijk weg wilde halen of het met wat aarde
wilde bedekken. Het bleef daar liggen als de resten van
een beest.
Ook na de inname van Haarlem kwamen burgers
op de dijk om het leven. Op 9 januari 1575 werd op de
dijk het lichaam van een vermoorde bode gevonden.
Het door vogels of andere dieren half opgegeten lichaam
was niet meer herkenbaar, maar men ging er van uit
dat het een bode was die berichten van Haarlem naar
Amsterdam bracht, aldus Wouter Jacobsz. Pas na het
vertrek van de Spaanse troepen in 1577 en de overgang
van Amsterdam naar de kant van de opstandelingen
het jaar daarop werd het op en rondom de Spaarn-
dammerdijk weer rustig.
HET IJ ROND