35 Halfweg. Daar waar het Spieringmeer, inmiddels onder deel van het steeds groter wordende Haarlemmermeer, alleen door de Spaarndammerdijk van het IJ gescheiden werd, kon Rijnland zijn overtollige boezemwater ge makkelijk lozen. In de loop van de 16e eeuw breidde het hoogheemraadschap daarom de lozingsmogelijkheden in Halfweg uit door bouw van nieuwe sluizen. In Spaarndam waren er daarentegen in 1567 nog maar twee over.14 Anders dan de sluizen in Spaarndam, die elk door een groep Rijnlandse ambachten of door het Grootwaterschap van Woerden onderhouden werden, was de totstandkoming van sluizen in Halfweg van het begin af aan een project van dijkgraaf en hoogheemraden. De hoogheemraden namen het initiatief tot de bouw en betaalden die uit de omslag, een belasting op grond, naar de oppervlaktemaat ‘morgen’ (0,85 ha) in Rijnland ‘mor gengeld’ genoemd. Daarvoor hadden zij de medewerking nodig van de hoofdingelanden, de voornaamste grond eigenaren, zoals steden en kerkelijke instellingen. In de eerste helft van de 16e eeuw waren die er in geslaagd een belangrijke stem te krijgen in het financiële beleid van Rijnland. Wij kwamen hen al tegen bij het sluiten van het akkoord over het onderhoud van de Spaarndammerdijk in 1544. In 1550 sloten de hoofdingelanden een akkoord met het college van dijkgraaf en hoogheemraden, waar bij onder meer bepaald werd dat zij hun goedkeuring moesten geven aan toekomstige grote projecten. De hoofdingelanden hebben van dit recht gebruik gemaakt bij de vernieuwing van de sluizen in Halfweg.15 De sluisbouw had na 1450 een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Eerder besproken ver nieuwingen aan de sluizen in Spaarndam waren het aanbrengen van betere schuifdeuren aan de buitenzijde, bescherming van de deuren door bouw van grote houten overkappingen en verbetering van de vloerconstructie. Later ging men ook gebruik maken van de waterdruk om sluizen automatisch te openen en sluiten. Hand matige bediening werd daardoor overbodig. De sluizen in Spaarndam waren kokers of buizen van ongeveer 20 meter lengte die door de dijk heen liepen. Zij waren voorzien van zware eiken schuifdeuren, die met behulp van takelwerk bediend werden. De sluizen in Halfweg kregen in 1492 deuren die om een verticale as draaiden. Zo kon men gebruik maken van de eb- en vloedbeweging voor het openen en sluiten. In het midden van de 16e eeuw werd deze techniek vervolmaakt door de introductie van puntdeuren. Die sloten onder een stompe hoek, de punt gericht naar het buitenwater (het IJ). Zodra het binnenwater (Haarlemmermeer) hoger was dan het buitenwater gingen de deuren open. Als het buitenwater hoger werd, sloten de deuren weer. Hiermee samenhangend ging men over van hout op steen; de stenen constructie was nodig om de kracht van de puntdeuren op te vangen.16 De in 1492 gebouwde sluizen doorstonden de storm vloeden van 1508 en latere jaren, maar waren in ieder geval na 1528 aan vervanging toe. Kort na 1515 werden er twee sluizen bijgebouwd. De opdracht daartoe was gegeven door Charles de Poitiers, de superintendent van de dijken, die het bestuur van Rijnland had afgezet en vervangen door een nieuw college. Volgens Van Amstel- Horak functioneerden de sluizen bij Halfweg in de eerste helft van de 16e eeuw nooit tegelijkertijd, omdat zij beurtelings in reparatie of zelfs geheel afgedamd waren. Hoewel in de jaren 1528-1536 in ieder geval drie van de vier sluizen vernieuwd werden, waren zij in het midden van de 16e eeuw oud en vermolmd. Er bestond gevaar dat de deuren uit de sluis werden gedrukt en wegdreven. Dan zou het water met geweld door het gat stromen en een verzakking of doorbraak van de dijk veroorzaken. Daarom besloten de hoogheemraden in 1546 één van de sluizen af te dammen. Tegenwerking van de hoofdinge landen verhinderde herstel en vernieuwing van de sluis. Toen in 1554 bleek dat het hout zo vermolmd was dat reparatie zinloos was, werd de sluis dichtgemaakt.17 Nadat in 1556 weer een sluis afgedamd moest worden waardoor in Halfweg nog maar twee sluizen overbleven, kwamen uit meerdere plaatsen langs de Oude Rijn klachten over wateroverlast. De lozingscapa- citeit van Rijnland was te gering geworden. Nu kregen de hoofdingelanden wel haast. Zij keurden een plan goed om zowel de dichtgemaakte als de afgedamde sluis te vervangen door twee nieuwe sluizen. Dijkgraaf en hoog heemraden wilden om technische redenen uitstel van de bouw, maar een meerderheid van de hoofdingelanden stond op onmiddellijke vervanging. In september 1556 werd de nieuwe sluis opgeleverd en een maand later was hij bedrijfsklaar. Deze houten sluis werd Jan Clockensluis genoemd, naar de aannemer van het houtwerk. Twee jaar later kwam de Westsluis gereed, de eerste stenen uitwateringssluis van Rijnland. Zo functioneerden in de herfst van 1558 in Halfweg weer drie sluizen: de nieuwe houten Jan Clockensluis, de nieuwe stenen Westsluis en een in slechte staat verkerende oude sluis. Een andere oude sluis was al dicht gestopt. Toen het jaar daarop de nog functionerende oude sluis afgedamd werd, was de lozingscapaciteit weer te gering. Pas in 1566 werd die weer verhoogd door de bouw van een tweede stenen sluis, de Oostsluis. Tenslotte maakte de Jan Clockensluis in 1583 plaats voor de Middelsluis, de derde stenen sluis in Halfweg.18 HET IJ ROND 13 14 15 16 17 18 Van Amstel-Horak (1994), 54-56; Van Tielhof, Van Dam (2006), 149-150. Van Tielhof, Van Dam (2006), 139, 142. Van Amstel-Horak (1994), 47-48; Van Tielhof, Van Dam (2006), 143. Van Tielhof, Van Dam (2006), 140-141. Van Amstel-Horak (1994), 47-52; HHR, OAR, inv.nr. 7155. Van Amstel-Horak (1994), 58-74; Van Tielhof, van Dam (2006), 141-142.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 35