Zuid: van crisis naar gemeenmaking 29 Dijkdoorbraken in de jaren 1508-1515 Een serie dijkdoorbraken in de jaren 1508-1515 leidde tot een serieuze crisis in het bestuur van het hoogheem raadschap van Rijnland. Met name Amsterdam verloor alle vertrouwen in het college van dijkgraaf en hoogheem raden. De centrale regering greep in, met grote gevolgen voor het bestuur van Rijnland. Anders dan het voor gemeenschappelijke kosten van het hoogheemraadschap uitgevoerde onderhoud van de uitwateringssluizen bleef het onderhoud van de dijk net als voorheen de taak van degenen die land langs de dijk bezaten. Die wilden van dit oude systeem van verhoefslaging af, maar verandering van de bestaande regeling was niet in het belang van de grote meerderheid van Rijnlands ingelanden; die moesten dan gaan meebetalen. Onder druk van de omstandigheden nam Rijnland uiteindelijk het onderhoud van de dijk over. Bij stormvloeden in oktober en november 1508 ontstond een kritieke situatie. De Spaarndammerdijk brak door bij Halfweg. Doorbraak van de laatste landengte tussen het Spieringmeer en het Haarlemmermeer maakte de situatie nog erger. Het IJ stond nu in open verbinding met een reusachtig meer dat zich uitstrekte tot vlak bij Leiden. Nadat het gat bij Halfweg gedicht was, brak de dijk daar in september 1509 opnieuw door. Nu ontstond een gat van 120 meter breed en 7 tot 9 m diep. Ook bij Spaarnwoude hield de dijk het niet. De doorbraken in de Spaarndammerdijk groeiden uit tot grote stroomgaten doordat het lang duurde voordat ze gesloten konden wor den. Herstel van de dijk in het voorjaar van 1510 werd te niet gedaan door een storm in mei van dat jaar, waarna het tot de herfst duurde voor de dijk weer helemaal dicht was.1 Na de doorbraak van 1509 was het vertrouwen van de besturen van de Hollandse steden, vooral Amsterdam, in dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland sterk gedaald. Op verzoek van de steden greep de centrale regering in Brussel in. Zij stuurde een hoge functionaris, Claude Carondelet, naar Holland om orde op zaken te stellen. Die voerde overleg met verschillende deskundigen over het dichten van de gaten in de Spaarndammerdijk. Tijdens deze besprekingen beschuldigde met name Amsterdam de Rijnlandse hoogheemraden van nalatig heid. Bovendien ontstond onenigheid over de verdeling van de kosten van dijkherstel. Amsterdam stond aan de kant van de ambachten langs de dijk, die nu en in de toekomst niet overmatig belast wilden worden, terwijl dijkgraaf en hoogheemraden de belangen van de overige Rijnlandse ambachten voorop stelden. Die wilden wel, net als vroeger, met een eenmalige subsidie bijdragen in de kosten, maar waren niet van plan om de volle lasten van dijkherstel en toekomstig onderhoud van de dijk op zich te nemen.2 Carondelet besloot het bestuur van Rijnland te schorsen om de voortgang van de herstelwerkzaamheden te waarborgen. Onder leiding van een speciale commis sie werd de dijk gedicht. Voordien waren doorbraken gedicht door de inwoners van de ambachten langs de dijk. Zij maakten gebruik van roeiboten, draagberries, spaden en vorken. Nu werd het werk uitgevoerd door duizenden arbeiders, die soms van ver kwamen. Specia listen uit Medemblik introduceerden nieuwe technieken, zoals het gebruik van geheide kistdammen. Bovendien werden honderden boten ingezet uit heel Holland en overal werden kruiwagens opgekocht, waarmee meer aarde verzet kon worden dan met draagberries.3 Het gebruik van nieuwe methoden voor dijk herstel betekende geen garantie voor de toekomst. In het najaar van 1514 brak de Spaarndammerdijk opnieuw door, bij Sloterdijk en bij Halfweg. Ook de Spaarndam met alle sluizen en de huizen die er op stonden werd over 300 meter weggespoeld. De schutsluis voor de scheep vaart bleef behouden. De schade werd snel hersteld, maar in april 1515 vielen weer grote gaten in de dijk. Opnieuw greep de centrale regering in, deze keer harder dan in 1509. Toen was het bestuur van Rijnland geschorst, nu werd het ontslagen. Net als zes jaar eerder kwam een hoge Franstalige regeringscommissaris, Charles de Poitiers, uit Brussel naar Holland. Als superintendent van de dijken stelde hij een nieuw college van dijkgraaf en hoogheemraden aan en begeleidde de herstelwerkzaam heden. Bij de keuze van nieuwe bestuurders lette Charles de Poitiers op hun banden met financiële netwerken in de steden. Zo kreeg Rijnlands bestuur gemakkelijker toegang tot de stedelijke geldmarkt.4 Ook vaardigde de superintendent een keur uit op het maken van sluizen in Spaarndam en in de dijk tussen Amsterdam en Spaarndam.5 5 HET IJ ROND 2 3 Fockema Andreae (1982), 124-125; Van Dam (1998), 59-61, Van Tielhof, Van Dam (2006), 96. Fockema Andreae (1982), 125-126; Van Tielhof, Van Dam (2006), 96. Van Dam (1998), 60; Van Tielhof, Van Dam (2006), 96. Fockema Andreae (1982), 132-136; Van Tielhof, Van Dam (2006), 96-98. HHR, OAR, inv.nr. 7155.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 29