22
De oudste kaart in het archief van Rijnland dateert
uit 1457. Hij werd opgemaakt in het kader van een
proces tussen twee onderhoudsplichtigen van
een stuk Spaarndammerdijk in Houtrijk. Tussen
Spaarndam en het Kartuizerklooster bij Amsterdam
werd de dijk onderhouden door degenen die land
langs de dijk bezaten. In de praktijk kon dat tot
onenigheid leiden en tot een proces voor de
vierschaar van hoogheemraden van Rijnland.
Bij de Sint Bavoschouw in oktober 1455
klaagde Ave of Aef, de weduwe van Jan Danielszoon,
bij de hoogheemraden over Floris Aelbrechtszoon.
Zij waren het niet eens over de verdeling van het
onderhoud van een stuk dijk. De hoogheemraden
verdaagden behandeling van de klacht naar een vol
gende schouw. In 1456 ontstond een formeel proces
tussen Ave en Floris, dat eindigde met het vonnis op
de Sint Jansschouw in juni 1457. De hoogheemraden
stelden Ave in het gelijk. Zij en Floris moesten elk
hun eigen kosten van het proces dragen.
Het geschil betrof het onderhoud van de
dijk voor een stuk land waarvan meerdere personen
eigenaar waren. Ave bezat iets meer dan de helft, de
overige eigenaars een veel kleiner gedeelte. Het land
lag tussen twee heinsloten en strekte zich uit van het
Spieringmeer tot aan het IJ. Ave wilde een redelijke
verdeling van het onderhoud van het 23 roeden
(86 m) lange dijkgedeelte, want zij moest 14 roeden
onderhouden en de overige eigenaars slechts
9 roeden. Met de meeste andere eigenaars was zij
inmiddels overeengekomen dat die naar verhouding
zouden bijdragen, maar Floris bleef weigeren. Hij
bestreed de lezing van Ave dat het om één stuk land
ging. Volgens hem lag zijn land apart, van het overige
land gescheiden door heinsloten, terwijl de andere
eigendommen door elkaar lagen. Zijn conclusie was
dat hij geen verplichtingen met betrekking tot de
dijk had.
invloeden. Vóór de introductie van deze overkappingen
hadden veel kleinere afdakjes de deuren beschermd.
Ook de vloerconstructie van de sluizen werd vanaf het
midden van de 15e eeuw verbeterd.4
Het onderhoud van de dijken ten westen en
ten oosten van Spaarndam was verschillend geregeld.
De slechts 200 roeden (ruim 750 m) lange Schinkeldijk,
die de verbinding vormde tussen de Spaarndam en de
dijk van de Velserbroek, werd onderhouden door de
Rijnlandse ambachten. De veel langere dijk van Spaarn-
dam tot vlakbij Amsterdam werd onderhouden door de
aangelanden, de eigenaren van grond aan de dijk. Alleen
in geval van dijkdoorbraak waren de overige ingelan
den in de dijkambachten Spaarnwoude, Hofambacht,
Houtrijk en Polanen, Osdorp en Sloten verplicht bijstand
te verlenen.
Deze vorm van dijkonderhoud wordt 'ver-
hoefslaging’ genoemd. Letterlijk betekent dit dat het
onderhoud van een waterstaatswerk verdeeld was over
verschillende hoeven, die elk een stukje dijk of ‘slag’
moesten onderhouden. Meer algemeen kan verhoef-
slaging ook betekenen dat de onderhoudsverplichting
verdeeld was over meerdere ambachten, die elk afzon
derlijk of in een groep een bepaald werk of een deel
daarvan moesten onderhouden. Dat laatste was het geval
bij de Spaarndamse sluizen en bij de Schinkeldijk. De
dijk tussen Spaarndam en Amsterdam, later bekend als
de Spaarndammerdijk, was verhoefslaagd in de oor
spronkelijke betekenis; het onderhoud moest uitgevoerd
worden door de eigenaren van grond langs de dijk. Dit
wijst er op dat deze dijk ontstaan is uit verschillende
lokale dijken, die pas in het midden van de 13e eeuw
een doorgaande dijk langs het IJ gingen vormen. De dijk
kreeg een regionale betekenis, maar werd nog altijd
onderhouden alsof het een dijk van lokaal belang was.
Het onderhoud van de veel kortere Schinkeldijk, voor
het eerst genoemd in 1286, was verhoefslaagd over de
Rijnlandse ambachten.5 Het is dus heel goed mogelijk
dat deze verbindingsdijk tussen de Spaarndam en de
Velserdijk pas aangelegd is nadat de heemraden het
toezicht over de zeewering langs het IJ gekregen hadden.
Rijnlands oudste kaart6
HET IJ ROND