Slotbeschouwing 167 1423 1627 1534 HET IJ ROND dijk algeheel Spaarndammerdijk Sint Aagtendijk Assendelverzeedijk Westzanerzeedijk Oostzanerzeedijk 1593 1718 1718 1637 tussen 1646 en 1675 In dit boek volgden wij de geschiedenis van de lus van dijken rond het IJ langs twee sporen, zuid en noord. Dat weerspiegelt de totaal verschillende werelden die het Noorder- en Zuiderkwartier qua dijkbeheer vormden. In Rijnland werd aan het begin van de 13e eeuw een waterschap gevestigd voor de afvoer van overtollig wa ter in noordelijke richting. Na een zware storm in 1248 kwamen de dijken langs het IJ - hoewel gelegen buiten het baljuwschap Rijnland - onder het toezicht van dat als het hoogheemraadschap van Rijnland bekend geworden waterschap. Het kreeg naderhand steeds meer taken en ontwikkelde zich tot de onbetwiste waterautoriteit van de regio. In het gebied van Rijnland kon uiteindelijk geen sluisje gelegd, geen molen gebouwd en bijna geen turfje meer gestoken worden zonder permissie van het hoogheemraadschap. De Spaarndammerdijk was oorspronkelijk verhoefslaagd over de aangelanden, de eigenaren van de aan de dijk grenzende percelen. Zeker na de Sint Elisabethvloed van 1421 was duidelijk dat de grenzen van de mogelijkheden van dit systeem waren bereikt. Het moest anders en het hoogheemraadschap blijkt dan over dusdanig overwicht te beschikken dat het in staat was alle ambachten in Rijnland bij de sluiting van de doorbraken in te schakelen. In 1593 werd de dijk gemeen gemaakt. Het hoogheemraadschap besteedde voortaan het onderhoud aan en sloeg de kosten over heel Rijnland om. Hiermee had een proces van staps gewijze gemeenmaking zijn voltooiing bereikt.2 Ten noorden van het IJ volgde de ontwikkeling van het dijkbeheer een totaal ander spoor. Het Noorder kwartier werd door de groei van het IJ een schiereiland, dat slechts door een ongeveer zes kilometer brede duin strook - Holland op zijn smalst - verbonden was met het vasteland. In de late middeleeuwen won het water daar bovendien zeer sterk terrein door de ontwikkeling van grote meren als de Beemster en het Schermeer, die via diverse zeegaten in open verbinding met het zoute water van de Zuiderzee en het IJ stonden. Het landschap achter de duinen had uiteindelijk veel weg van een archipel, een eilandenrijk. De bewoners omringden de eilanden met dijken, die met dammen in de zeegaten en oude veenrivieren aan elkaar werden geknoopt. Deze versnip perde wereld resulteerde in versnipperd beheer. Langs de noordelijke IJ-oever waren zes dijkbeheerders actief. ‘Dijkbeheerders’ omdat vaak moeilijk van waterschap pen in de huidige betekenis van het woord gesproken kan worden. In Oost- en Westzaan duurde de toestand waarin schout en schepenen als dijkgraaf en heemraden op basis van het oude Kennemerrecht als polder- en dijkbestuur optraden zelfs voort tot het einde van de 18e eeuw. Dit zestal maakte ieder een eigen en asyn chroon verlopende ontwikkeling door. De gemeenma- king van hun dijken laat dat duidelijk zien. Westzaan beet in 1637 het spits af, maar er ging nog 80 jaar over heen voordat het bij de Assendelverzeedijk en Sint Aagtendijk ook zo ver was en dat dan nog onder druk van de Staten van Holland (zie schema 1). Schema 1. Overzicht invoering (gedeeltelijke) gemeenmaking IJ-dijken. De vestiging van een krachtige regionale waterautoriteit als het hoogheemraadschap van Rijnland had in de ge fragmenteerde fysieke wereld van het Noorderkwartier weinig kans. In 1565 werd door de landsheer weliswaar een waterschap opgericht voor de afsluiting van de laatste open zeegaten en het beheer van de hierdoor gevormde boezem, maar het takenpakket was in een oudere ordonnantie uit 1544 duidelijk beschreven. Dit naderhand als het heemraadschap van de Uitwaterende Sluizen bekende waterschap moest zich bovendien waarmaken in een omgeving van solide gevestigde en soms reeds eeuwenoude waterschappen.3 Het kreeg zelfs in januari 1566 op de Assendelverzeedijk met gewapend 2 3 voor sluiting doorbraken WA, polder Oostzaan, inv.nr. 177. Vgl. met Van Tielhof en Van Cruyningen (2020), 4.4. Aten (2007), 33.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 167