- -2^0 164 Assendelverzeedijk schreef al in 1873 aan de commis saris van de koning H.H. baron Roëll dat regelmatig in de kring van hun vergaderingen over deze kwestie was gepraat. Er werd om een audiëntie verzocht. Daar advi seerde Roëll contact op te nemen met West- en Oostzaan en gezamenlijk een verzoekschrift aan de staten te rich ten. Er vond inderdaad overleg plaats, maar het drietal kon niet tot een gezamenlijk standpunt komen. Daarna besloot het Assendelver heemraadschap op eigen houtje een rekest in te dienen. Hierin werd aangegeven dat 'ge let op den onvermoeiden voortgang der werkzaamheden in het IJ’ de Assendelverzeedijk binnenkort alleen nog zou dienen tot ‘grensscheiding’. Daarom werd verzocht het heemraadschap voortaan te rekenen tot de achterlig gende landen van de Vereeniging en te ontheffen van het quota in het gewone onderhoud ad 48.000 gulden. Gezien de onzekere toestand van de werken van de AKM vonden GS het echter beter alles voorlopig bij het oude te houden en provinciale staten besloten in juli 1874 in deze zin. Over vijf jaar, dus in 1879, zou men verder zien.38 De Polders Westzaan en Oostzaan stuurden verzoekschriften van gelijke strekking in. Het bestuur van het hoogheemraadschap Waterland deed dat ook en dacht er natuurlijk iets genuanceerder over. Dat raakte aan de ene kant circa zeven kilometer zeedijk kwijt door de Af sluitdijk bij Schellingwoude, maar hield nog altijd veel dijk langs de Zuiderzee over. Het hamerde zodoende op het belang van de gemeenschappelijke regeling, maar erkende wel dat aanpassing van de quota’s in de nieuwe situatie redelijk was. Het onderhoud van de dijken ten westen van de Afsluitdijk bij Schellingwoude werd immers veel goed koper dan waarvan bij de oprichting van de Vereeniging was uitgegaan. GS gaven vervolgens de commissie van de lopende zaken van de Vereeniging opdracht de kwestie te onderzoeken en een advies uit te brengen. Uiteinde lijk stelde de commissie in januari 1875 voor de quota’s ongewijzigd te laten, maar de som voor het jaarlijkse onderhoud te verlagen van 48.000 naar 44.000 gulden en het verschil ten goede te laten komen aan de Waterlandse- zeedijk (1.595 gulden), Oostzanerzeedijk (1.000 gulden), Westzanerzeedijk (800 gulden), Assendelverzeedijk (600 gulden) en de Hogendam (5 gulden). GS zinden dit even wel niet en hielden het op hun eerdere besluit in 1879 op de kwestie terug te komen.39 Dat jaar begon het gesteggel dus opnieuw. Provinciale staten besloten uiteindelijk de oude zeedijken langs het IJ niet op te nemen in de achterliggende landen en lieten ook quota’s ongewijzigd.40 Weer vijf jaar later werd de langzamerhand rituele dans wederom op gevoerd. Reeds in november 1888 presenteerden het heemraadschap van de Assendelverzeedijk, de polder Westzaan, burgemeester en wethouders van Zaandam41 de polder Oostzaan en het hoogheemraadschap Water land een verzoekschrift waarin werd aangedrongen op aanpassing van de quota’s en verlaging van het maxi mum gesteld aan het gewone onderhoud met 8.000 gulden naar 40.000 gulden. Zij wezen erop dat de kosten van de dijken achter de Afsluitdijk bij Schellingwoude nu jaarlijks ruim 13.200 gulden lager waren dan de betref fende waterschappen aan de kas van de Vereeniging moesten betalen. Dat kwam weliswaar de waterschap pen met dijken langs de Zuiderzee ten goede, maar nam niet weg dat het onredelijk was een te lage quotisatie voor die waterschappen te handhaven. Zodoende werd een nieuwe kostenverdeling voorgesteld (zie tabel 1). De indieners van het verzoekschrift maakten het pro vinciaal bestuur erop attent dat eventueel gebrek aan medewerking van de Vereeniging puur het gevolg was van de samenstelling van het bestuur. De achterliggende landen zouden immers nooit instemmen met de verla ging tot 40.000 gulden en die bezaten de meerderheid. Het vijftal bepleitte dan ook aanpassing van het bestuur en wel zodanig dat de Vereeniging niet langer was over geleverd aan de wil van de achtergelegen oude landen en de droogmakerijen. Door de voorgestelde wijzigingen werden de rechten en plichten van de leden weer in overeenstemming gebracht met ieders belang en dat was de basis van iedere goed functionerende organisatie. Het vijftal kreeg echter begin juli 1889 opnieuw nul op het rekest. In 1904 probeerden de waterschappen die oude dijken langs het IJ beheerden het een laatste keer, weer tevergeefs. Daar bleef het bij tot de stormvloed van januari 1916.42 /-.a HET IJ ROND Mijlpaal 57 van de Noorder IJ- en Zeedijk tussen het Zuideinde van Westzaan en Zaandam. Foto Chris Schaatsbergen, herfst 2020. -

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 164