158 In de volgorde van de inspectiereizen langs de dijken mochten de gedeputeerden hun mening geven, dus te beginnen met de Sint Aagtendijk. Daar voelde men hele maal niets voor de vereniging. De Sint Aagtendijk werd inmiddels beschermd door een zeer brede strook hoog opgeslibde en bebouwde gronden en het onderhoud vroeg nog slechts circa 500 gulden per jaar. De vereni ging zou dus bijna zeker een grote lastenverzwaring betekenen. Van Ewijck reageerde door erop te wijzen dat dit in de verdeling van de quota’s opgelost kon worden. De vertegenwoordigers van de Assendelver-, Westzaner- Oostzaner-, Waterlandse-, Katwouder-, Zuidpolder- en Zeevangszeedijk waren allen positief. Hetzelfde gold voor de Nieuwendam bij Monnickendam en de Etershei- mer Keukendijk en Koekendijk. Al deze waterschappen dachten goedkoper uit te zijn. De vertegenwoordiger van de Schardamsedijk sloot de rij en die was weer negatief. Daar werd juist lastenverzwaring verwacht.16 Alles bij elkaar bleek dus draagvlak voor het plan te bestaan, hoewel ook de voorstanders kantteke ningen maakten. Bijna iedereen vroeg aandacht voor de positie van de grote droogmakerijen. Ook werd van diverse kanten gepleit voor de opname van de Honds- bossche Zeewering in de vereniging. Dijkgraaf Prins van de Polder Oostzaan stelde ten slotte voor dat GS met een voorlopig voorstel over de quota’s kwamen zodat iedereen kon inschatten wat de vereniging voor de plaat selijke lasten ging betekenen. Van Ewijck besefte echter heel goed dat alles hiermee stond of viel en wimpelde dit verzoek af. Eerst moest over de principes worden beslist en daarna kwamen de details. Hij zegde toe het concept van de grondslagen rond te laten sturen zodat men zich daarover nader kon beraden.17 De polders Westzaan en Assendelft krabbelden na bestudering van die uitgangspunten en het bespro kene in Amsterdam gedeeltelijk terug. In Westzaan vond men toch dat de vereniging 'aanmerkelijk bezwaar van kosten zoude teweeg brengen’. Men besloot alleen akkoord te gaan als ook de droogmakerijen - die niets aan de zeedijken betaalden - voortaan aan buitengewoon onderhoud moesten bijdragen. In Assendelft stelde men zich op hetzelfde standpunt. Het heemraadschap aldaar wilde bovendien dat de restschuld ad 11.000 gulden van de leningen gesloten om de door de Kerststorm van 1836 aan de zeedijk toegebrachte schade te herstellen in de nieuwe organisatie werd begrepen.18 GS vatten alle ingekomen bezwaren met hun reactie daarop samen in een nota. Op het punt van de 'bedijkte meren’ als de Beemster, Purmer enzovoort stelden GS dat die nooit zeedijkplichtig waren geweest en dus helemaal buiten de vereniging stonden. Aangaan de de Hondsbossche luidde het standpunt van GS dat die tegen de Noordzee was gericht en niet tegen het IJ en de Zuiderzee. Hier kwam bij dat het hoogheemraadschap van de Hondsbossche een eigen inrichting en contributie had die in allerlei privileges, contracten en regelingen was vastgelegd. Samenvoeging van de Hondsbossche met de besturen over de Noorder IJ- en Zeedijk zou dus eene geheele omkeering in den staat van zaken te weeg brengen. Het daarstellen van zoodanige revolutie ligt niet in het doel der Staten, die slechts een beter be heer wenschen ingevoerd te zien, bij de belanghebben den van een zelfden dijk’.19 Alles bij elkaar vonden GS dat de meeste bezwaren ondervangen konden worden en die zeker niet van zodanige aard waren dat ze afblazen van de vereniging geraden maakten. Op 9 juni 1843 vond weer een grote vergade ring plaats in Amsterdam. Daar presenteerde Van Ewijck een voorlopige staat van de quota’s. Ze waren berekend op basis van de verstrekte opgaven van de waterschap pen over hun dijklasten gedurende de afgelopen 10 jaar. Van Ewijck polste opnieuw de aanwezige vertegenwoor digers. De reacties waren weer overwegend positief. Wel herhaalde de vertegenwoordiger van de Sint Aagtendijk dat het onredelijk was als de ingelanden moesten bij dragen aan buitengewoon onderhoud van andere dijken terwijl hun eigen dijk nooit om dergelijk onderhoud vroeg. Hij bleef tegen het hele plan protesteren. Vanuit Assendelft werd opnieuw gehamerd op de opname van oude schulden in de vereniging. Van Ewijck was bereid tot enige concessies. Hij zegde onder andere toe dat de pro vincie voorlopig door zou gaan met het subsidiëren van de Katwouder- en Zuidpolderzeedijk en wel tot die in goede staat waren gebracht en de quota’s waren geregeld.20 HET IJ ROND Gouverneur mr. D.J. van Ewijck. Litho door Desguerrois Co naar een tekening door B.T. van Loo. NHA, Collectie portretten van de Provinciale Atlas Noord-Holland. k

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 158