i Z 156 Hoofdingelanden van West-Friesland9 herstel viel met een kleine 24.500 gulden naderhand gelukkig mee. Meteen werd de steenglooiing tot 2,30 m AP opgetrokken. Er was echter al 55.000 gulden geleend, maar hierover wist het bestuur van het heem raadschap overeenstemming met de geldschieters te bereiken. Nog in 1879 klaagden dijkgraaf en heemraden Langs het IJ en de Zuiderzee van Beverwijk tot Lutje Schardam ten zuiden van Hoorn was het na het misluk ken van de Dijkwet van 1810 weer ieder waterschap voor zich. In West-Friesland had hogerhand echter het onderhoud van de West-Friese Omringdijk al halverwege de 17e eeuw gemeenschappelijk gemaakt. De Omringdijk werd beheerd door vier ambachten. Door de inpoldering van de Zijpe (1597), Wieringerwaard (1611), Beemster (1612), Heerhugowaard (1630) en Schermeer (1635) was bijna de complete westelijke lus van de Omringdijk tot gemakkelijk en goedkoop te onderhouden binnendijk gemaakt. De twee oostelijke ambachten, Drechterland en de Vier Noorder Koggen, zaten daarentegen nog wel met een dure Zuiderzeedijk. Zij streefden naar een nieuwe verstoeling omdat de twee westelijke ambachten, Geest- merambacht en Schager en Niedorper Koggen, bijna niets meer aan hun dijken hoefden uit te geven terwijl zij nog steeds groot belang hadden bij de Omringdijk als geheel. Dit leidde in 1637 tot het zogenaamde Groot Proces. In 1650 bepaalde de Hoge Raad gemeenmaking van de Omringdijk. De totale kosten van het onderhoud werden voortaan volgens een bepaalde verdeelsleutel - Drechterland 35 Vier Noorder Koggen 28 Geest- merambacht 20 en Schager en Niedorper koggen 17 - gezamenlijk gedragen. Bovendien werd het college van Hoofdingelanden van West-Friesland ingesteld. Ieder ambacht kreeg daarin enkele zetels. De hoofdinge landen moesten aanwezig zijn bij de beramingen van de dijkwerken van de ambachten, de aanbestedingen en de afschouw. Bovendien onderzochten zij de jaar rekeningen van de vier ambachten en bepaalden de onderlinge verrekeningen volgens de genoemde quota. Dit kwam er in de praktijk op neer dat het Geestmer- ambacht en de Schager en Niedorper Kogge ieder jaar grote bedragen aan Drechterland en de Vier Noorder Koggen moesten uitkeren wegens 'ondergedijkte gelden’. bij GS over de ramp van 1836, toen de dijk op verschillen de plekken was vernield terwijl de kruin hier en daar zoodanig was weggespoeld dat slechts enkel de binnen- glooiing nog bleef staan en het alléén aan de toen doel treffende zeer kostbare maatregelen te danken was, dat onze Gemeente voor totale overstrooming werd behoed’.8 HET IJ ROND West-Friesland rond 1625 (noorden rechts). Door de inpoldering van de Zijpe (1597), Wieringerwaard (1611), Heerhugowaard (1630) en Schermeer (1635) stelde het beheer van het westelijk deel van de Omringdijk uiteindelijk weinig meer voor. Onbekend/Collectie RAA/PR1005197. 'aC0 ZFzer/x

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 156