154 nog 1.000 gulden bij voor de in de stormnacht gebruikte noodmaterialen en arbeidslonen. Dat het meeviel, blijkt echter duidelijk uit het feit dat dijkgraaf en heemraden in augustus 1825 zonder problemen van GS uitstel ver kregen van werken waarvoor 'Noordschen steen’ nodig was omdat die enorm in prijs was gestegen.4 Volgens het rapport van dijkbaas Latenstein van de polder Oostzaan was de steenglooiing bij de Couhornerhoek over een lengte van 300 m grotendeels vernietigd en een niet met steen verdedigd gedeelte van de dijk steil afgeslagen over een lengte van 600 m. Op een bepaalde plek hadden zich afschuivingen voorge daan door overslaand water. Het gevaarlijkste was de situatie echter bij de in 1809 gebouwde stenen beer bij de Couhornerhoek. De aansluitingen van de dijk op de beer dreigden het in de stormnacht te begeven. De polder diende naderhand een declaratie in van 230 gulden voor onder andere de huur van 165 zandzakken a 15 cent per zak, reparatie van vier dijkzeilen, huur van 40 planken, arbeidsloon enzovoort voor het werk bij de beer in de stormnacht. Inspecteur-generaal van de Waterstaat Jan Blanken liet alle beren snel aan de achterzijde van een kleiglooiing voorzien zodat ze niet gemakkelijk meer konden wegschuiven. De polder herstelde de steenglooiingen. Dat werk werd op last van de staatsraad-gouverneur onderhands aanbesteed voor 2.750 gulden. De polder bleef met een kleine financiële kater zitten omdat de minister voor de werken aan de vier beren in totaal 10.000 gulden had voorzien, 2.500 gulden Oostzaan werd de klok geluid omdat de golven op enkele plekken over de dijk heensloegen. In Westzaan was het niet anders. Als elders werd daar de hele nacht gebuffeld met zandzakken, hout en puin om de dijk te redden. Helaas ging het toch mis. Na de Engels-Russische invasie van 1799 waren in de Waterlandsezeedijk bij Durgerdam en in de Oostzanerzeedijk bij de Couhornerhoek happen uit de dijk gehaald en vervangen door stenen beren. Het ging om zware muren van metselwerk met een spitse punt bedoeld om de opmars van een eventuele vijand richting Amsterdam over de weg op de kruin onmogelijk te maken. In de ochtend van 5 februari 1825 bezweek de stenen beer bij Durgerdam onder de druk van het water. Een grote overstroming was het gevolg. Niet alleen Waterland, maar ook de Zeevang en de polders Oost en Westzaan en Krommenie kwamen blank te staan nadat de binnendijken het hadden begeven.2 De IJ-dijken van Assendelft, Westzaan en Oostzaan braken niet, maar liepen wel de nodige schade op. Dijkgraaf en heemraden van de polder Westzaan rapporteerden niet zonder trots aan van Tets van Goudriaan dat 'onzen zeedijk zich uitmuntend goed ge houden [heeft] en zijn geen verzakkingen voorgekomen en is dezelve door den vlijt onzer manschappen voor meerder afslag beveiligd gebleven’.3 Dat mocht ook wel na de grootscheepse verzwaring van 1819. Toch was de steenglooiing tussen Nauerna en Westzanerovertoom over een lengte van 250 m aanmerkelijk beschadigd. Het herstel werd op 2.000 gulden begroot. Hier kwam HET IJ ROND De beer bij de Couhornerhoek rond 1850. Detail uit de Topographische en Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 154