144 Toezicht naar Gedeputeerde Staten De keizer op de dijk?21 Populair was de Dijkwet in de waterschapswereld zeker niet en na de val van Napoleon in 1813 en de vestiging van het Verenigd Koninkrijk onder Willem I wilde men hier graag van de wet en vooral de ringcommissies af. Daarnaast was sprake van enkele praktisch proble men zoals de samenwerking met de ingenieurs van de Waterstaat en de onkostenvergoeding van de leden van de ringcommissies. De regering van Willem I gaf toe aan de druk en bij Koninklijk Besluit (KB) van 8 maart 1814 werden de ringcommissies ontslagen van de verplichte inspecties in de lente en de herfst. Hetzelfde KB droeg de Directeur van de Waterstaat op zorg te dragen voor de naleving van de Dijkwet. Het zal duidelijk zijn dat hierna van de machteloos gemaakte ringcommissie in het Noorderkwartier niets meer werd vernomen.17 Het toezicht ging wel door, maar nu door de Waterstaat. Op 13 mei 1814 berichtte Directeur-Generaal van de Waterstaat Repelaer van Driel aan het heemraad schap van de Assendelverzeedijk dat de ingenieur van het eerste (provisionele) district D. Mentz op de 31e van die maand de dijk kwam schouwen. De beramingen moesten ook voortaan aan de Directeur-Generaal ter goedkeuring worden ingezonden. De Grondwet van 1815 droeg het toezicht op de door waterschappen beheerde zeewaterkeringen op aan de Algemene Directie van de Waterstaat. Die moest er voor waken dat bij aanleg of Op 13 oktober 1811 brachten Napoleon en zijn echtgenote Marie Louise een bliksembezoek aan Zaandam. Achteraf hielden maire of burgemeester Hendrik Göbel en vele anderen een dubbel gevoel aan de komst van de keizer over. Napoleon en zijn gevolg arriveerden onverwacht uit Amsterdam en na het Tsaar Peterhuisje te hebben bezichtigd, scheepte het gezelschap zich na een half uurtje al weer in. De gemeente Zaandam werd in september op de hoogte gesteld van een eventueel keizerlijk onderhoud geen enkel nadeel aan het algemeen belang werd toegebracht. Bij KB van 21 maart 1818 werd het toezicht nader uitgewerkt. Het bepaalde dat de dijk besturen jaarlijks voor 1 mei opgave moesten doen van de geplande werken aan het departement van de Waterstaat. Indien dat binnen vier weken niets van zich liet horen, kon men ervan uitgaan dat er geen bezwaren bestonden en tot uitvoering overgaan.18 De Grondwet bepaalde echter ook dat het directe toezicht over zeewaterkerende dijken door de koning aan Gedeputeerde Staten (GS) kon worden opgedragen als dat nuttig werd bevonden. In de nog niet in Zuid- en Noord-Holland verdeelde provincie Holland namen GS inderdaad het toezicht van het departement over. In juni 1818 bevestigden GS de ontvangst van de beraming van de Assendelverzeedijk en deelden mede dat ingevolgde het KB van 21 maart 1818 binnen vier weken gereageerd zou worden. Een commissie van GS voerde voortaan de inspecties uit. Deze commissie hield een strak reissche ma aan en trok in drie dagen door het hele Noorder kwartier. Begin mei 1820 kregen de dijkbesturen van de Noorder IJ-dijken bijvoorbeeld bericht dat de heren op 20 mei om 7.00 uur de Sint Aagtendijk aan zouden doen, om 8.30 uur de Assendelverzeedijk, om 9.30 uur de Westzanerzeedijk, om 11.00 uur de Oostzanerzeedijk, om 12.00 uur de Waterlandsezeedijk enzovoort met als laatste op 22 mei om 12.00 uur de Zijperzeedijk. Op de gestelde tijdstippen dienden de besturen klaar te staan om de commissie te ontvangen.19 Ondertussen was in oktober 1816 bij KB de 'Commissie van herziening der Wet van 31 januarij 1810’ ingesteld. Het werk van deze commissie resulteerde in een ontwerp dat in februari 1819 aan de Tweede Kamer werd aangeboden. Bij de inhoud hoeven we niet stil te staan, omdat het op 21 mei van dat jaar met 64 stem men tegen en slechts één voor werd verworpen. Hierna ontstond de nodige onzekerheid. Was de oude Dijkwet nu nog wel of niet meer van kracht? Het antwoord op deze vraag volgde pas in 1835. Dat jaar werd de Dijkwet officieel ingetrokken.20 HET IJ ROND Jhr.mr. Ocker van Repelaer, heer van Driel, directeur-generaal van Rijkswaterstaat in 1814-1815. Pastel door C.H. Hodges. Regionaal Archief Dordrecht.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 144