Noord: de Dijkwet van 1810 en de Westzanerzeedijk 141 De Dijkwet en de ringcommissies Zeker na de grote rivieroverstromingen van januari 1809 was het duidelijk dat zowel het dijkbeheer door de wa terschappen als het toezicht daarop en de financiering beter georganiseerd moesten worden. Al op 7 april 1809 ging een ontwerp voor een nationale Dijkwet naar het Wetgevend Lichaam, het parlement. Artikel 1 bepaalde dat de waterschappen verantwoordelijk bleven voor het dijkbeheer, maar wel onder het oppertoezicht van ringcommissies. De volgende 18 artikelen bevatten een gedetailleerde uitwerking van de financiering, speciaal bij calamiteiten. Hieruit blijkt wel dat bezuiniging een grote rol speelde. De financiële situatie van het konink rijk was slecht en in 'Den Haag’ wilde men duidelijk af van de voortdurende stroom subsidies als hier of daar in den lande weer eens een dijk het had begeven. In de toelichting op het ontwerp werd nadrukkelijk gewezen op de 'gedurig aangroeiende sommen, welke bijna jaarlijks en als ware het vaste posten geworden, uit 's Rijks Schatkist aan sommige polders, of gedeelten 'Een ring, van Wijk-op-Zee langs de Noordzee tot aan Den Helder, en langs de boorden der Zuiderzee en het IJ, tot de aansluiting van den St. Aagtendijk, tegen de hooge gronden van de Beverwijk, en van daar op Wijk-op-Zee’.7 In januari 1795 stortte de oude Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder de druk van een Franse inval als een kaartenhuis in. De tijd van 'vrijheid, gelijk heid en broederschap’ was aangebroken en overal werd het oude regentenbewind vervangen. Deze Bataafse revolutie bleef niet zonder gevolgen voor de nog steeds met de dorpsbesturen verenigde dijk- en polderbesturen in West- en Oostzaan. In juni 1806 werd ons land door keizer Napoleon Bonaparte omgevormd tot een konink rijk en zette zijn broer Lodewijk Napoleon hier op de troon. De nieuwe vorst onderkende het enorme belang van de waterstaat in zijn koninkrijk. Die zag hij als 'het voornaamste onderwerp in Holland’.1 Hij nam zodoende de nodige stappen om de in 1798 gestichte nationale Waterstaatsdienst te reorganiseren en stelde in 1807 F.W. Conrad, generaal-opzichter van het hoogheem raadschap van Rijnland, aan tot hoofd van deze dienst.2 Lodewijk Napoleon kreeg te maken met twee grote overstromingen. Op 14/15 januari 1808 raasde een zware stormvloed over de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden. Een jaar later, in januari 1809, begaven de dijken van de Waal het door kruiend ijs. De koning bezocht zowel in 1808 als 1809 persoonlijk de getroffen gebieden.3 des Rijks voor dijksubsidiën worden toegestaan’.4 Het kwam erop neer dat bij grote rampen uiteindelijk de hele ring moest betalen. Wanneer in een waterschap de dijklasten door een calamiteit opliepen tot meer dan een derde van de huurwaarde van de landerijen zoals die waren vastgesteld in de taxatielijst voor de verponding, de belasting op onroerend goed, kon de ring worden aangesproken. Alleen wanneer daarin vervolgens ook de lasten stegen tot meer dan het genoemde maximum, was het nog mogelijk een verzoek te doen om subsidie uit de schatkist. Het 20e en laatste artikel van het wetsontwerp verklaarde ten slotte alle bestaande keuren, reglementen et cetera die strijdig waren met de wet voor vervallen.5 Het Wetgevend Lichaam had moeite met be paalde aspecten van het ontwerp. Gevreesd werd onder meer dat de ringcommissies het toch al gecompliceerde bestuurlijke landschap nog drukker zouden maken. Gezien de wirwar van lokale regelingen werd ook getwij feld aan de uitvoerbaarheid van de wet. Vreemd genoeg zette de vergadering geen vraagtekens bij de voorgestel de financiële regelingen waarbij in laatste instantie alle polders in de ring moesten bijdragen, zelfs als die nog nooit een cent zeedijklasten hadden opgebracht. Lodewijk Napoleon trok zich weinig van de bezwaren aan, hield onverkort vast aan de in de wet gestelde principes en gaf twee ministers opdracht de bezwaren in een memorie te weerleggen. Na enkele kleine en zuiver redactionele aanpassingen werd de Dijkwet op 12 januari 1810 met wat gemopper achteraf door het Wetgevend Lichaam goedgekeurd en op 31 januari in Parijs door Lodewijk Napoleon bekrachtigd.6 De koning kwam vervolgens op 15 juni 1810 met een reglement op het dijkbeheer en een instructie voor de ringcommissies. Het hele land werd in 17 ringen verdeeld. Het Noorderkwartier vormde er daar één van: HET IJ ROND 2 3 Geciteerd bij Bosch (2007), 108. Bosch (2007), 108-113; Van Schaik e.a. (2000), 3-5. Bosch (2007), 114-116. Geciteerd bij Maas (1963), 34. Bosch (2007), 117; Maas (1963), 126-129. Maas (1963), 33-38. Maas (1963), 132.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 141