129
Stormvloed 177662
De stormvloed van 20 op 21 november 1776
veroorzaakte helaas niet alleen schade aan de
Oostzanerzeedijk. Op de 20e stond er 's morgens al
een harde noordwestenwind, die vergezeld ging van
regen- en hagelbuien. De wind wakkerde in de loop
van de ochtend tot stormkracht aan. De waterstand
in Zuiderzee en IJ was reeds stevig opgelopen door
aanhoudende noordwestenwind in de voorgaande
week. In de late avond van de 20e nam de wind iets
af, maar wakkerde op 21 november weer aan. Pas
een dag later was het gevaar helemaal geweken.
Opnieuw waren de dijken van de Zeevang in groot
gevaar. In Amsterdam bereikte het water om
12 uur in de nacht van 20 op 21 november een
hoogte van 81 duim (2,09 m) AP, 13 (33 cm)
duim lager dan tijdens de stormvloed van een jaar
eerder.63 De Assendelverzeedijk werd op twee plek
ken zwaar beschadigd. Langs de Westzanerzeedijk
spoelde het water bij de herberg De Verdwaalde
Boer een buitendijkse schuur of stal weg. Daar
bewees het dijkleger goede diensten. Met de zeilen
van in winterlaag liggende walvisvaarders werden
inkolkingen en afschuivingen afgedekt Bij elkaar
zwoegden niet alleen in Westzaan, maar ook in
Assendelft honderden mannen aan de dijken. De
Oostzanerzeedijk doorstond de storm eveneens niet
ongeschonden. Er was zoveel schade dat de regen
ten begin juli 1777 besloten een lening van 20.000
gulden af te sluiten of zoveel meer of minder als
nodig was.
graaf en heemraden opdracht voor de verleende subsidie
over een lengte van 156 roeden (bijna 590 m) steen
glooiingen aan te leggen. Nog dat jaar diende een vijfde
deel, dus ruim 31 roeden (ca. 120 m) onder handen te
worden genomen.61
(ca. 200 m) pannendijk door een steenglooiing worden
vervangen. Natuurlijk lette men ook scherp op het buiten
dijkse rietland. Dat bood bescherming tegen de golfslag en
het snijden van dat riet werd in een keur verboden.58
Zeker na de storm van november 1776 begre
pen de Gecommitteerde Raden dat de tot dan getroffen
maatregelen onvoldoende waren. Zij wezen de dijkbe
sturen in maart 1777 op het enorme risico verbonden
aan te lage dijken. Dat was volgens de heren in Hoorn
hoogstwaarschijnlijk de oorzaak van de overstroming
van de Zeevang in 1775. De wier- en aardspijkers - de
merken die de correcte hoogte van de dijken aangaven -
moesten worden aangepast aan de hoogste stormvloed.
De Raden hadden daarom Klaas Kos, burgemeester van
Aartswoud, en Jacob Oostwoud uit Oostzaandam op
dracht gegeven om de hoogte van de dijken te meten en
ze te waterpassen. De dijkbesturen kregen opdracht Kos
en Oostwoud de helpende hand te bieden.59
Kos en Oostwoud gingen heel precies te werk.
Langs de Assendelverzeedijk maten zijn bijvoorbeeld
tussen ieder dijkpaal van de sluis bij Nauerna tot de
scheidpaal met de Sint Aagtendijk op vijf plekken de
hoogte van de dijk op en toetsten die aan de waterstand
tijdens de stormvloed van 1775. Hieruit bleek dat het
water op diverse plekken tot de kruin had gestaan. In
hun rapport bevonden zij de dijk echter toch voldoende
om weerstand te bieden aan de hoogste vloeden. Maar
wel constateerden zij de nodige verbeterpunten. De te
lage plaatsen moesten nog in 1777 worden verhoogd tot
boven het niveau van de vloed van 1775. Op twee andere
plekken was het buitentalud te steil. Als een en ander in
orde was gemaakt, achtten Kos en Oostwoud het gevaar
van doorbraak uitgesloten omdat de dijk bij noordwes-
terstorm in de luwte lag en de buitendijkse gronden 3
voet (94 cm) hoger waren dan de binnenlanden. Ook de
Nieuwe Overdijking werd op enkele plekken iets te laag
beoordeeld. De Sint Aagtendijk had weinig te vrezen,
deze lag in een 'doode kom’ en had geen 'hooge colom’
van het zeewater te duchten, aldus Kos en Oostwoud.
Wel was het buitentalud erg steil en zij adviseerden die
volgens het model van de Assendelverzeedijk te maken.60
Het heemraadschap van de Assendelverzeedijk
ging inderdaad aan de slag en liet in de jaren 1777-1784
het overgrote deel van de dijk verhogen. In augustus
1778 kwam dijkbaas Jan Kleijn op last van dijkgraaf en
heemraden met een begroting voor extra werken voor
het maken van een steenglooiing op een enkele voeten
dikke puinlaag op plekken waar de buitendijkse rietlan
den sterk waren afgenomen, kosten 19.344 gulden. In
april 1779 verlengden de Staten van Holland voor vijf
jaar het octrooi van 1768 waarbij korting op de ver
ponding ad 3.221 gulden ten behoeve van de dijk was
verleend, onder andere om die - waar nodig - van een
steenglooiing te voorzien. De Gecommitteerde Raden
hielden druk op de ketel. In mei 1779 gaven zij aan dijk-
55
61
62
63
HET IJ ROND
56
57
58
59
60
NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 229C; WA, polder Oostzaan,
inv.nr. 86, 21-11-1775, 6-7 en 25-11-1776.
NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 229C; Schilstra e.a. (1979), 47.
NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 229C; resoluties Staten van Holland,
12-12-1776 en 21-5-1777.
Schilstra e.a. (1979), 47.
WA, polder Oostzaan, inv.nr. 169, circulaire Gecom. Raden, 21-3-1777.
GAZ, HLH Assendelft, inv.nr. 523. De catering van Kos en Oostwoud
tijdens de meting en waterpassing alsmede hun logement kostte het
heemraadschap bijna 47 gulden, zie GAZ, HLH Assendelft, inv.nr. 535,
rekening 1777/1778.
Resoluties Staten van Holland, 30-4-1779; GAZ, HLH Assendelft,
inv.nr. 524.
Kader gebaseerd op Buisman dl. 6 (2015), 494-495, 500; Amsterdamse
Courant, 23-11-1776; Middelburgsche Courant, 7-12-1776; WA, polder
Oostzaan, inv.nr. 86, 5-7-1777.
Omrekeningen op basis van de Amsterdamse duim van 2,57 cm.