123
lossen goed op de kwaliteit te letten. Ten slotte eisten zij
plaatsing van goede nummerpalen op de dijk.44
De kwestie van de nummerpalen werd inder
daad in orde gemaakt. Twee heemraden maten samen
met dijkbaas Simon Roos de hele dijk op en plaatsten
om de 100 roeden (ca. 350 m)45 een genummerd paaltje
van drie voet (circa 1 m) hoog. Tussen deze palen werd
om de 50 roeden ook nog een ongenummerd paaltje van
twee voet geslagen. Toch waren de Raden nog steeds
niet te spreken. Op 13 oktober 1775 werden dijkgraaf en
heemraden in Hoorn op het matje geroepen. Zij gaven
desgevraagd te kennen niet aan het gestelde in de laatste
brief van de Raden te hebben voldaan. Die droegen het
gezelschap uit Oostzaan vervolgens op in een herberg
naar keuze in gijzeling te gaan. Omdat diverse heemraden
de volgende dag voor zaken in Amsterdam moesten
zijn, bleken de Raden na enige discussie bereid met één
gijzelaar genoegen te nemen. Dijkgraaf en heemraden
konden gaan met de waarschuwing aan de broek dat als
zij het nog eens waagden zich niet te houden aan orders
van hogerhand, er met meer ernst en tot voorbeeld van
anderen tegen hen zou worden opgetreden.46
een ernstige zaak omdat in de Oostzanerzeedijk in de
jaren 1772-1774 opgeteld 18 schepen puin en 11 sche
pen steen waren verwerkt, kosten ruim 4.500 gulden. De
Raden wilden ook weten waarom er geen nummerpalen
op de dijk stonden zodat de werken goed aangeduid en
gecontroleerd konden worden. Hierop antwoordden de
heemraden dat een en ander geschiedde aan de hand
van de sloten die op de dijk uitkwamen en zij wel wisten
waar het was. De Raden namen extra aanstoot aan het
feit dat werken uit de afgelopen jaren onafgemaakt
waren gebleven. Dit was niet alleen gevaarlijk, maar
betekende ook dat de Oostzaners zich weinig gelegen
lieten liggen aan de superintendentie. Ten slotte keur
den de heren in Hoorn het af dat de opdrachten aan de
penningmeester om betalingen te doen alleen door Root-
haar werden getekend en niet mede door de heemraden.
De laatstgenoemden gaven op dit punt te kennen dat zij
navraag bij hun dijkgraaf hadden gedaan, maar Root-
haar had eerst met een uitvlucht gereageerd en daarna
gesteld dat dit hem door de schepenen was verboden.42
De Raden lieten het er niet bij zitten en schreven
eind maart 1775 terug dat zij tot hun gevoelig leet-
weesen moeten sien, dat de directie over voornoemde
zeedijk gantsch niet na behoren is ingerigt. Het moest
afgelopen zijn. Dijkgraaf en heemraden dienden direct
te zorgen voor het in orde brengen van de afgekeurde
werken stipt volgens de beraming. De superintendentie
zou hier de volgende keer scherp op letten en niet aar
zelen de vereijste middelen van klem en executie’
toe te passen. Ook waren onderhandse aanbestedingen
door dijkgraaf en heemraden uit den boze.43 De werken
dienden zoveel mogelijk openbaar te worden aanbe
steed. Voorts gaven de Raden opdracht de steen voort
aan per last in te kopen, de schuiten te ijken en bij het
37
46
HET IJ ROND
38
39
40
41
42
43
44
45
Tweede van boven
de handtekening
van schout en
dijkgraaf Claas
Roothaar van
Oostzaan, 1768. WA,
polder Oostzaan,
inv.nr. 173.
Harge was al bekend met de Assendelverdijk, getuige een vergelijkbare
post in de rekening van 1766-1767.
GAZ, HHL Assendelft, inv.nr. 534.
Kader gebaseerd op GAZ, HLH Assendelft, inv.nr. 523.
Geciteerd bij Verkade (1982), 151-152.
Verkade (1982), 151-152.
NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 229, XCIX.
Deze praktijk was in 1756 door de regenten van het dorp nadrukkelijk
verboden, maar dat was kennelijk in het vergeetboek geraakt.
WA, polder Oostzaan, inv.nr. 86, 3-4-1756.
NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 229, XCIX.
Het is onduidelijk welke roede is gehanteerd.
Een Rijnlandse roede 3,77 m. De in het Noorderkwartier veel
toegepaste Hondsbossche roede was met 3,42 m wat korter.
NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 229, XCIX.