121
Assendelft: late ‘verstening’?
waarin geklaagd werd over de sterke afschuuringe
en daagelijks door den Stroom dieper wordende ge-
leegentheid van hunne Zeedijk’. Die was daardoor veel
duurder in het onderhoud dan de dijken van de buren.
De totale kosten van de noodzakelijke verbetering wer
den begroot op ruim 51.000 gulden. Dit verzoek resul
teerde op 3 december 1768 in een octrooi van de Staten
waarbij voor de tijd van 10 jaar de helft van de bestaan
de korting op de verponding voor de dijk werd bestemd.
Het ging om een bedrag van 3.221 gulden.36
Helaas kan door grote hiaten in het archief van het na de
stormvloed van Kerst 1717 opgerichte heemraadschap
van de Assendelverzeedijk niets gezegd worden over
deze dijk in de jaren 30 van de 18e eeuw. Het ontbreken
van vermeldingen over subsidieverzoeken in de reso
luties van de Staten van Holland wijst er echter op dat
het langs deze dijk meegevallen is met de aan zoutwater
gebonden paalworm. Dat kan te maken hebben met het
lage zoutgehalte van het zeewater in het westeinde van
het IJ en Wijkermeer. Door in het Wijkermeer uitkomen
de duinbeekjes was sprake van de aanvoer van veel zoet
water. De Assendelverzeedijk lag bovendien recht tegen
over de uitwateringssluizen van het hoogheemraad
schap van Rijnland te Spaarndam en Halfweg, terwijl
het hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen
een grote uitwateringssluis had te Nauerna waardoor
in natte tijden veel zoet water werd gespuid. Andersom
gebruikte dit hoogheemraadschap de sluizen te Nauerna
om tijdens de droge zomermaanden water in te laten
omdat het IJ hier behoorlijk zoet was.33
Afgaande op de vroegst bewaarde rekening van
het heemraadschap van de Assendelverzeedijk over de
periode mei 1758-mei 1759 werd toen wel met keien en
steen gewerkt. In dat jaar werd ruim 590 last (1.160 ton)
keien van diverse kwaliteit - kosten 3.478 gulden - en
puin ter waarde van 432 gulden puin ingekocht.34 Over
1763-1764 ging het om 403% last steen - kosten 2.144
gulden - en puin voor een totaal bedrag van 502 gulden.
In het laatstgenoemde jaar verzochten de regenten van
Assendelft aan de Staten van Holland verlenging van een
octrooi waarbij het dorp kwijtschelding van de halve
gewone verponding was verleend. Bij deze gelegenheid
werd meteen uitgebreid geklaagd over de zware lasten
van het dijkonderhoud. Bij elkaar was 800 roeden (circa
3 km) van op het oosten en zuidoosten gelegen dijkvak
ken voorzien van een schoeiing. De schurende werking
van de getijden had daar de laatste tijd gezorgd voor een
aanmerkelijke verdieping tot soms 8 voet (2,5 m) en meer
soo dat die plaetsen met geen mogelijkheyt secuur te
houden waren dan met het leggen van steen, te meer door
dien de palen, eenige jaren herwaerts, door 't gewormte
zoodanig waren doorknaegt, dat sy buyten staet waren
eenig tegenstandt te konnen bieden’. Het ging opgeteld om
dijkvakken ter lengte van 300 roeden (ruim 1,1 km). Die
moesten in zes jaar tijd, en liefst eerder, met steen worden
belegd. De kosten begrootte men op 200 gulden per roede,
dus in totaal 60.000 gulden. De omslagen waren al erg
hoog en daarom werd meteen om een subsidie van 60.000
gulden gevraagd om steen te leggen aen de Assendel
ver Dijk’. De Staten gingen hier echter niet op in.35
Enkele jaren later, in januari 1768, brachten
de Gecommitteerde Raden een advies uit op een ver
zoekschrift van dijkgraaf en heemraden van Assendelft
>1/
ais
“j
St A
30
31
32
HET IJ ROND
Kaart van het IJ en het Wijkermeer met de Assendelverzeedijk (noorden
links). Deze dijk lag recht tegenover de sluizen te Spaarndam terwijl
ook door duinbeekjes en de sluizen te Nauerna veel zoet water in dit
deel van het IJ stroomde. Mogelijk bleef hierdoor de schade door de
aan zout water gebonden paalworm eerst nog beperkt. Detail uit de
vierbladskaart van het hoogheemraadschap van de Uitwaterende
Sluizen door J.J. Dou, 1680. Collectie hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier, Heerhugowaard.
33
34
35
36
GAZ, gem.bestuur Oostzaandam, inv.nr. 225; WA, polder Oostzaan,
inv.nr. 86, 14-7-1740.
Latenstein werd in 1780 als timmerman van de banne aangesteld. WA,
polder Oostzaan, inv.nr. 86, 4-7-1780; Schilstra (1979), 173, 176.
WA, polder Oostzaan, inv.nr. 169; Schilstra (1979), 176. Bij de berekening
naar m3 is uitgegaan van de Rijnlandse schaft a 4,456 m3.
Borger, Bruines (1994), 58-59.
GAZ, HHL Assendelft, inv.nr. 533.
Beels (1768), 347-352.
Resoluties Staten van Holland, 3-12-1768.
<r
■E
4
4
<7* 4
4
4
5?^ t
t
t
c
y
K