112
sen. Bij de Couhornerhoek was niets meer aanwezig. De
rekeningen uit de eerste helft van de 18e eeuw maken
nauwelijks gewag van de inkoop van wier.6 Wel waren er
gedeelten platendijk waarvoor men het nodige hout, teer
en spijkers inkocht. De rietbossen werden beschermd
door krebbingen, paalregels in het IJ. De hoek van
Couhorn was versterkt met een platendijk en krabhoof-
den.7 De na de Kerstvloed van 1717 sterk verbeterde en
verhoogde Assendelverzeedijk kende geen vakken die
van een wierriem waren voorzien. Hetzelfde gold voor
de Sint Aagtendijk.8
Reeds voor de paalwormplaag werd langs de
noordkant van het IJ al steen, of beter gezegd aardewerk,
toegepast. Op 19 juni 1717 besteedden schout en sche
penen van Westzaan als dijkgraaf en heemraden
het setten van eenige [dak]pannen aan den Hoogendijk
bij twee huijsjes bij de Groote Braak’ aan. De aannemer
moest een greppel spitten, daar de eerste laag pannen
inzetten en dit dan verder ophogen zoals het oude pan-
newerk stond. Gebroken pannen dienden op de oever te
worden gelegd. Er waren 22.605 dakpannen nodig voor
deze klus en de levering daarvan kwam voor rekening
van de aannemer. In 1732 werd in Westzaan opdracht
gegeven het pannenwerk schuin aflopend te herzetten
en voor de Westerse en Grote Braak steen voor de dijk te
gooien. Volgens de aanbesteding van 20 augustus 1732
werd hiervoor puin gebruikt afkomstig van de oude
en 800 gordingen, dik 5 duim (ca. 13 cm), breed 10 duim
(ca. 25 cm) en lang 18 tot 40 voet (ca. 5,7 tot 12,5 m).4
We beschikken voor de Westzanerzeedijk ook
over een bestek uit juni 1722 van het 'spitten en leggen
van blat riet, het leveren en setten van een wier dijk
lang 570 voeten (ca. 180 m)’ en een bestek uit juli 1730
van het vernieuwen van de plating - de schoeiing langs
de watervoet - over een lengte van 86 voet (ca. 27 m)
tussen Westzaan en Nauerna. Het eerste bestek bepaalde
onder andere dat de aannemer eerst langs de plating
tot een halve voet (ca. 16 cm) boven het zomerpeil de
grond moest afgraven. In de sleuf diende dan de wier-
riem te worden opgebouwd tot 14 voet (ca. 4,4 m) boven
het zomerpeil. De riem moest schuin aflopen zodat het
regenwater er gemakkelijk afliep. Omdat vers wier flink
krimpt, werd de aannemer verplicht de eerstkomende
twee jaar de dijk op een hoogte van 14% voet (ca. 4,6 m)
te onderhouden. Het tweede bestek maakt duidelijk
dat de aannemer voor die plating ter lengte van 27 m
60 grenen balken en 210 palen met in iedere paal een
bout moest leveren. De wierdijk werd aangenomen voor
9% gulden per voet aan het oosteinde en 7% gulden per
voet elders. Met de nieuwe plating was een bedrag van
600 gulden gemoeid.5
De Oostzanerzeedijk was eind 17e eeuw over
een belangrijk deel nog gedekt door voorland. Op andere
stukken bevonden zich buitendijks uitgestrekte rietbos-
HET IJ ROND
De Couhornerhoek in de Oostzanerzeedijk aan het einde van de 17e eeuw (noorden onder). Uiterst
links het westeinde van de bebouwing van Oostzanerovertoom. De kale Couhornerhoek leverde veel
zorgen op. Hier was de dijk voorzien van een zware plating of schoeiing. De bedreigde rietbossen
werden beschermd met krebbingen. Blad nr. 2 uit het kaartboek van J. Leupenius, 1693. GAZ.