HP
IS d
St
«JO/
iritis
ip*
10
De verdediging tegen het water in het IJ was niet een
voudig. Normaal gesproken vertoonde het ondiepe IJ het
beeld van een rustige en kalme doodlopende zeearm,
waarvan bovendien het westelijke gedeelte bij Beverwijk
door op- en aanslibbing steeds verder verlandde. Maar
bij storm ging van dat zelfde IJ een grote dreiging uit.
Vooral de typische Zuiderzeestormen leverden risico
op. Dergelijke stormen werden vaak vooraf gegaan door
enkele dagen harde wind of storm uit het westen of zuid
westen. Het water in het IJ stroomde dan weg naar de
Zuiderzee en het peil daalde zeer sterk. Op 20 november
1760 was in Assendelft zelfs sprake van een 'grond ebbe’,
het IJ langs de zeedijk van het dorp viel dus droog. Tege
lijkertijd waaide dan echter veel water vanuit de oceaan
de Noordzee in. Als de wind vervolgens omsloeg naar het
noordwesten en tot stormkracht aanwakkerde, ontstond
groot gevaar. Het hoge water in de Noordzee werd dan
met kracht de ondiepe Zuiderzee en het IJ ingedrukt en
de waterstand kon in een paar uur tijd meters oplopen.
Tijdens een dergelijke stormvloed in november 1675
bezweek bijvoorbeeld de Spaarndammerdijk. Leiden
was letterlijk en figuurlijk in last doordat het zoute water
via het Haarlemmermeer voor de stad stond.
Een goede dijk en bescherming tegen de zee
spreken niet vanzelf. Fransen gaf in zijn dissertatie Dijk
onder spanning aan dat de kwaliteit van een dijk van
vier factoren afhankelijk is, namelijk het lokale milieu
(klimaat, weer en landschap), de stand van de water-
HET IJ ROND
Het in 1950 op de Woerdersluis
te Spaarndam geplaatste beeld
van Hans Brinker. Foto Chris
Schaatsbergen, herfst 2020.
W A