109 De ‘ruwien’ van Assendelft Rijnland in de slag.39 Op 17 januari 1733 deed de com missie mondeling verslag in de Statenvergadering van een inspectie van de Sint Aagtendijk en Assendelverzee- dijk. De Staten besloten dit verbaal met bijbehorende stukken voor advies door te geven aan de Ridderschap en Dordrecht, Haarlem, Delft, Leiden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen.40 Vijf dagen later, op 22 januari, meldde de dijk graaf van Rijnland aan Haarlem, Leiden en Amsterdam dat in Beverwijk gehouden besprekingen met Gecom mitteerde Raden vruchteloos waren geweest.41 Insgelijks brachten drie leden van de Raden - Daey, Reijntjes en Tijssen42 - op 29 januari verslag van deze besprekingen in hun kring uit. De Raden besloten alles goed te keuren wat dit drietal tot bescherming van het Noorderkwartier adviseerden. De zaak zat duidelijk muurvast en de te lage Rijnlandse Slaperdijk ten westen van Spaarndam kreeg geen equivalent ten noorden van het IJ. zou uitbreiden, was voor de Assendelver bestuurders een vaststaand feit. Zulks had de Kerstvloed van 1717 duidelijk uitgewezen. Toen was immers een groot deel van het Noorderkwartier in een 'gulle zee’ veranderd. De voorgestelde slaperdijk betekende ten slotte dat de kapitalen gestoken in de verbetering van de dijken na de Kerstvloed van 1717 om zoo te spreeken als int water [waren] geworpen’. Kortom, de slaper stond gelijk aan de 'ruwien’, de ruïnering of ondergang van Assendelft.44 Toen het er in de zomer van 1732 om begon te spannen op het hoogste politieke niveau rond de slaperdijk, kwa men de Gecommitteerde Raden van het Noorderkwartier in actie. Op 8 augustus 1732 belastten zij de inmiddels tot opziener van ’s Lands zeeweringen te Huisduinen en Den Helder bevorderde Pieter Muller met een onderzoek naar de risico’s verbonden aan de verlaging van de Nieuwe Overdijking en Sint Aagtendijk. Zou het water dan als in 1717 weer het Langemeer instromen en dus in het hele gebied van de Schermerboezem gevaar opleveren? De regenten van Assendelft schetsten Muller een somber scenario van de te verwachten ellende. Het dorp verdween zonder twijfel samen met Krommenie en Krommeniedijk vijf voet (circa 1,5 m) onder water bij het overlopen van de slaper en zou als een 'verdronken poel’ blijven liggen. Men was nu vaak al het regenwater niet de baas ondanks een onlangs bijgebouwde poldermolen, kosten 8.000 gulden. Het wegwerken van het overstro- mingswater ging dus veel tijd en geld kosten. Verder mocht de economische schade vooral niet worden onderschat. De 2.000 beesten tellende rundveestapel in Assendelft bracht 3.000 gulden per week op. Bovendien verdienden duizenden mensen in de Zaanstreek hun brood in de zeildoekfabricage. Die kwamen allemaal in armoede terecht als het water kwam. Deze hele industrietak kon zich zelfs wel eens naar het buitenland verplaatsen, om over de scheepsbouw maar te zwijgen.43 Dat de overstroming zich verder in het Noorderkwartier 42 43 40 44 41 HET IJ ROND 36 37 38 39 NHA, stadsbestuur Haarlem, inv.nr. 7398. Dit advies ook in NHA, stadsbestuur Haarlem, inv.nr. 7461. Dat werd mr. Arent Hendriksz. van der Dussen. Resoluties Staten van Holland, 24-6 en 4-12-1732, vgl. met RAA, stadsarchief Alkmaar voor 1815, inv.nr. 2846, 4-12-1732. Resoluties Staten van Holland, 4-12-1732 en 17-1-1733. Zie ook RAA, stadsarchief Alkmaar voor 1815, inv.nr. 2847, 17-1-1733. Zie ook NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 1438, 28-1-1733. Gezicht op Assendelft. Pen- en penseeltekening door C. Pronk, 1728. GAZ. Resp. mr. Hendrik Daey Jr. uit Alkmaar, Frans Jzn. of Jan Florisz. Reijntjes uit Edam en Claas Tijssen uit Monnickendam, zie Bossaers (1996), 221, 229, 231. De Zaanse zeildoekindustrie ondervond vanaf 1720 groeiende concurrentie van Russisch fabricaat, zie Kaptein (2012), 292. GAZ, HHL Assendelft, inv.nr. 529. Zie ook aldaar de verklaring opgenomen door Jan Langeboer, landmeter en secretaris van Oudeniedorp, en zijn collega landmeter Maarten Spinder.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 109