Ja /dj 1II 1 H 108 de lengte van de geprojecteerde korte Noord-Hollandse slaper, de oppervlakte van de boezems, het verschil in waterpeilen tussen de lager- en opperwal enzovoort meewoog. Hij stelde vast dat er 18% maal zoveel water over de Rijnlandse Slaperdijk zou komen als over de Noord-Hollandse. De boezem van Rijnland was echter 19 keer groter dan de Schermerboezem. In 1717 was de waterstand in Rijnland acht duim (ruim 20 cm) gestegen en hij verwachtte dat met de korte slaper de Schermer boezem ook acht duim gestegen zou zijn. Een dergelijke ‘overtapping’ konden de Noord-Hollandse polderkaden wel aan, aldus Walraven.36 Op 3 oktober schoven de ambtenaren aan bij een overleg van de besturen van Rijnland en de drie betrokken steden. Haarlem en Leiden wilden de Amsterdamse rapporten hebben. Besloten werd deze te onderzoeken, een plan te maken en daarna verder te onderhandelen. De Rijnlandse en de Amsterdamse ambtenaren kwamen er samen uit. Op 25 oktober brachten zij een eensgezind advies uit aan hun besturen. De nieuwe verbindingsdijk tussen de Assendelver- en de verzwaarde Sint Aagtendijk moest verlaagd worden tot de kruinhoogte van de Rijnlandse slaperdijk, te weten 52 duim (1,36 m) AP. Voorts opperde het viertal aan de Gecommitteerde Raden in overweging te geven de slaper wat te verlengen indien het effect te gering bleek en het Noorderkwartier niet al te veel hinder ondervond. In het omgekeerde geval kon de slaper wat verhoogd worden.37 Een mooi compromis. De te maken slaperdijk ten noorden van het IJ had in beginsel de lengte die in 1729 al door Van Vliet en Walraven was voorgesteld, maar de hoogte kwam overeen met de wens van Rijn land. De mogelijkheid van een kleine verlenging was een tegemoetkoming aan Rijnland, terwijl een mogelijke kleine verhoging de slaperdijk weer dichter bij het oor spronkelijke plan van Van Vliet en Walraven bracht. Wel viel op deze manier de berging vrij klein uit. Doordat de Sint Aagtendijk onaangetast bleef, zou bij stormvloeden geen IJ-water in de polders bij Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest lopen. Daar stonden nu eenmaal de nodige luxueuze buitenverblijven van rijke en machtige Amsterdammers. Op 3 december gingen de besturen van Rijnland en de drie steden akkoord met het verslag van hun amb tenaren en overlegden hoe de slaperdijk gemaakt moest worden. Dijkgraaf en hoogheemraden hadden ondertus sen een herinnering naar de Statenvergadering gestuurd waarin die werden opgeroepen overeenkomstig hun resolutie van 24 juni 1732 eindelijk daadwerkelijk een commissie te vormen. Dat was namelijk niet gebeurd. De Staten wezen inderdaad op 4 december Carel Lodewijk baron van Wassenaar, heer van Doeveren, voor de Ridderschap, mr. Johan Halling voor Dordrecht en een nader door Delft te stellen gedeputeerde aan.38 Dit drietal moest dus met de Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier en dijkgraaf en heemraden van C'fen te erdee^üLiu HET IJ ROND Buitenplaatsen rond het Wijkermeer. Detail uit de nieuwe kaart van het baljuwschap Kennemerland, uitgave wed. N. Visscher, Amsterdam, circa 1750. HHR, Collectie kaarten, A-4896. Vkvtu Slücj '^T i JJ w-- |ff* "tHujii Breclexoda.A <X- >7N1 JK~‘***' latentie xy* V de Laeaij be/fars z ƒ■-><» t"1<3

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2020 | | pagina 108