103
Slaperdijk begon om elf uur in de avond van 25 december
en duurde tot vier uur in de middag van 26 december.
Het opeens stabiel blijven en vervolgens enigszins zak
ken van het water om twee uur in de nacht van Eerste op
Tweede Kerstdag schreef De Roos toe aan het overlopen
van de Slaperdijk.
Toen de storm was gaan liggen en het water
van het IJ weer zijn gewone stand had bereikt, bleek het
peil van Rijnlands boezem ruim 8 duim (21 cm) hoger te
zijn dan vóór de storm. Ten oosten van Halfweg had de
dijk schade opgelopen tussen de 19e en de 20e paal,
waar in 1714 ook een zware bres was geweest. Een
beschoeiing met een lengte van 400 voet (125 m) was
tegen de kruin van de dijk aan spaanders geslagen en
er waren verscheidene gaten in de dijk, 6 tot 7 voet
(ca. 2 m) diep. Tussen de palen 20 en 21 was een soort
gelijke bres van 40 voet (12,5 m) lang ontstaan. Verder
naar het oosten, tussen de palen 23 en 25 en tussen de
35e en de 36e paal, waren beschoeiingen en buitenglooi
ingen beschadigd. Over een lengte van 1600 voet (500
m) waren planken afgeslagen. De Spaarndammerdijk ten
westen van Halfweg, de Spaarndam en de Schinkeldijk
hadden minder schade opgelopen dan de dijk ten oosten
van Halfweg. De Slaperdijk, waar 17 uur lang water over
heen gestroomd was, had ten oosten van de Schoterweg
een bres in de binnenglooiing van ongeveer 30 roeden
(113 m) lang, 4 tot 6 voet (1,25 tot 1,87 m) diep en in
het midden was de kruin tot op 8 a 10 voet (ca. 2,50 tot
3 m) breedte weggeslagen. De Roos schreef dat als de
overstort van water langer geduurd had, de dijk binnen
vier uur doorgebroken zou zijn. Bij Santpoort was de
Slaperdijk ook aanmerkelijk beschadigd.
De Roos wilde vier vragen nader onderzoeken.
Eerst waarom het boezemwater van Rijnland door het
overstromen van de Slaperdijk met minder water - maar
gedurende een langere periode - meer was gestegen dan
door de Kerstvloed van 1717. Ten tweede waarom de
dijken nu meer schade hadden opgelopen dan in 1717,
terwijl het water in het IJ niet zo hoog was als toen. Ten
derde waarom de dijken ten westen van Halfweg minder
beschadigd waren dan de dijk ten oosten van Halfweg.
Ten slotte wat de reden of oorzaak was dat de grootste
bres in de dijk, tussen de palen 19 en 20, op dezelfde
plaats en wijze was gevormd als in 1714.
Zowel op de eerste als op de tweede vraag lag
het antwoord volgens De Roos bij het feit dat in 1717 de
Assendelver- en Sint Aagtendijk op acht plaatsen door
gebroken waren. Hierdoor was het effect van die hoge
vloed op de Rijnlandse dijken minder sterk geweest dan
in 1731. Het antwoord op de derde vraag was dat het
overstromen van de Slaperdijk soelaas had geboden aan
de omgeving en dat de Schinkeldijk en de Spaarndam
merdijk ten westen van de 10e paal door uitgestrekte
voorlanden beschermd werden. De reden waarom de
dijk tussen de palen 19 en 20 net als in oktober 1714 het
zwaarst geleden had, was dat de ligging van die plaats
ten opzichte van het IJ nadelig was; bij noordwester-
storm een vlakke lagerwal waar het geweld van de gol
ven ongehinderd op af kwam. Daar kwam nog bij dat het
water tussen de palen 11 en 21 als in een zak opgesloten
was, waardoor de persing verdubbeld werd. Bovendien
was de beschutting door een gezonken en gebroken
stenen plating verzwakt.
Het was duidelijk dat Rijnland groot gevaar had
gelopen. De Roos stelde vervolgens dat ontlasting
op Noord-Holland de grote salvator is tegen het over-
stroomen der landen en beschaadigen en doorbreeken
der dijken van Rhijnland met derzelver gevolgen’. Dat
werkte meer dan verhoging en verzwaring van de dijken
met aarde en bescherming daarvan met stenen platingen
en houten beschoeiingen. Natuurlijk moest men het
onheil bestrijden door de gewone middelen van
verhoging, verzwaring en bescherming van de dijken,
maar ook moest gezorgd worden voor een ontlasting
op Noord-Holland. Dit kon door het maken van een
VT
21
HET IJ ROND
De Slaperdijk (‘Nieuwe Slaper’) tussen Spaarndam en Santpoort
(noorden rechts). Detail uit de kaart van Rijnland en Amstelland
door Balthasar van Berckenrode, 1629. NHA, Beeldcollectie van het
Historisch Archief Haarlemmermeer te Hoofddorp.
17
18
19
20
NHA, stadsbestuur Haarlem, inv.nr. 7461.
NHA, stadsbestuur Haarlem, inv.nr. 7461.
Kader gebaseerd op NHA, stadsbestuur Haarlem, inv.nr. 7394.
Behalve waar anders aangegeven, is deze paragraaf gebaseerd op HHR,
OAR, inv.nr. 1264.
Ook aanwezig in NHA, Gecommitteerde Raden, inv.nr. 1348.
-’F??
V’Ê'A