Nabeschouwing 73 Een polder van nog geen 300 hectaren, een paar veeteeltbedrijven, enig akkerbouwland, een forse cam ping en een toch wel bijzondere vorm. Het poldertje ligt tussen de armen van twee met elkaar verbonden oeroude dijken die het land omvatten alsof ze ervan houden. De nieuwste dijk, de Nieuwedijk geheten - voor onze begrippen toch ook alweer zo tamelijk oud, 550 jaar - vormt de mooie licht gebogen sluitsteen aan de kant van een oude zeearm, de Zijpe. In dit boekje, noem het een studie, werd anderhalve eeuw van de geschiedenis van de Burghorn uitgelicht, namelijk de periode 1457-1597. In het eerst genoemde jaar verleende Philips de Goede een octrooi voor de inpoldering van het slik Burghorn en in 1597 viel de Zijpe definitief droog en lag de polder Burghorn niet meer aan zee. Willem van Beijeren, heer van Schagen, ondernam de bedijking van Burghorn niet alleen, maar in samenwerking met geldschieters uit de stad. De Burghorn viel in 1461 of 1462 droog en vormt daar mee de vroegst bekende landaanwinning in Hollands Noorderkwartier. De polder markeert een omslag in onze relatie met het water. Tot dan was steeds voor de zee geweken, nu werd door het water verzwolgen land weer ingepolderd. Dat de Burghorn wezenlijk verschilt van het omringende oude land van West-Friesland laat een blik op de kaart of vanuit de ruimte met Google Earth nu bijna 550 jaar na dato nog altijd zien. De exploitatie van Burghorn was eveneens anders. Het selecte gezelschap investeerders werd uitbetaald in landerijen. Dat betekende grootgrondbezit. De kohieren van de tienden uit het midden van de 16e eeuw bevestigen dat. De polder telde toen een aantal voor die tijd grote agrarische bedrijven. De pachters van deze boerderijen opereerden zonder twijfel sterk marktgericht en waren totaal in het agrarisch bedrijf ge specialiseerd. Hierin verschilden zij van het gros van de West-Friese boeren, die hun kleine bedrijfje met vijf-zes koeien combineerden met andere activiteiten als jacht, visserij, zeevaart en dijkwerk. De afwatering van de nieuwe polder was vanaf het begin af aan gericht op het oude land van de Schager Kogge. Afwatering op de Zijpe ging niet meer door de combinatie van opslibbing van het Zijpebekken en maaivelddaling. De waterhuishouding van de Schager Kogge was echter reeds voor de bedijking van Burghorn problematisch. Willem van Beijeren probeerde in februari en april 1463 deze kwestie te regelen voordat zijn jongste zoon Willem op 7 juli van dat jaar officieel door Philips de Goede met Burghorn werd beleend. Na tuurlijk zat hij hierbij tussen twee vuren. Willem moest enerzijds rekening houden met Schagen en de Schager Kogge, maar kon anderzijds zijn zoon en de investeer ders die met hem de Burghorn hadden bedijkt niet in het water laten zitten. Ondanks het feit dat Willem van Beijeren de ingelanden van Burghorn had verboden een poldermolen te bouwen, blijkt die er in 1467 toch te staan. Die molen was overigens weer iets waarin Burghorn zich onderscheidde. De grootgrondbezitters beschikten over het kapitaal en de durf om het te probe ren met deze nieuwe en kostbare techniek, waarmee in het Noorderkwartier nog maar weinig ervaring bestond. De poldermolen in Burghorn vormde welgeteld de vijfde in het Noorderkwartier, na een molen bij Alkmaar (1407/08), een molen bij Schoorl (1438) en twee molens in de polder Het Grootslag bij Enkhuizen (1452).181 De spanningen over de afwatering op de Schager Kogge bereikten het kookpunt nadat de Burghorn tijdens de Cosmas- en Damianusvloed van 1509 blank was komen te staan. De ellende was enorm. De stormvloed eiste het leven van 27 of 28 mensen en ruim 300 stuks vee. Hier bovenop kwam zware materiële schade en tegenwerking van de kant van Schagen bij het wegwerken van het overstromingswater. De beide heren, die van Schagen en die van Burghorn, stonden in de periode na de overstroming fel tegenover elkaar. Joost van Borssele, heer van Schagen, woonde met zijn echtgenote, de vrouwe van Schagen, Josina van Beijeren, overigens in Den Haag, terwijl Jan van Schagen, heer van Burghorn, zoon van Willem de bastaard en eerste heer van Schagen en Burghorn, in Haarlem woonde. Beide ‘heren’ waren op leeftijd toen de problemen van de overstroming zich voor deden en om een oplossing vroegen. Het Hof van Holland regelde in de lente van 1510 vlot de drooglegging van de blank staande polder. Daarna putten beide partijen elkaar over en weer uit in vruchteloos juridisch gesteggel. Deze studie besluit met de bedijking van de Zijpe. Nadat die grote nieuwe polder in 1597 na diverse mislukte pogingen eindelijk was drooggevallen, lagen niet alleen de Burghorn, maar ook het Geestmerambacht 181 Bicker Caarten (1990), 44-45, 51-52, 57-63. BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2019 | | pagina 73