59 Er was echter nog meer aan de hand. Uit de ruim 30 pro cesstukken (verzoekschriften, dwangbevelen, exploten, rapporten, verslagen, pleidooien, antwoorden, replieken, duplieken, conclusies en vonnissen), blijkt dat het ook ging om de Nieuwedijk. Die was tot dan toe niet gekeurd en niet op hoogte en breedte gemaakt door degenen die daarvoor verantwoordelijk waren, te weten het Geestme- rambacht en de Schager en Niedorper Koggen. Bovendien bleek dat door de storm de wiel van Schagen was uitge breid met een tweede wiel, die buitenom gesloten moest worden met een vingerling of elleboog opgebouwd met in de Burghorn afgegraven specie. Tenslotte was er een visserijprobleem. Jan van Schagen had vijf duikertjes gemaakt in de Oudedijk en ving de vis uit het binnen stromende water uit de wiel. Die Oudedijk behoorde tot de heerlijkheid Schagen, dat was al vastgelegd ten tijde van Willem van Beijeren, de eerste heer van Schagen. Hier kwam bij dat juist door een van die duikertjes de Oudedijk het tijdens de storm had begeven. Die vormden zwakke plekken. Tweemaal ging een deurwaarder of exploitier van het Hof naar de dijkgraaf en de heemraden en een maal naar de poorters van Schagen, steeds met dwang bevelen met strafdreiging in de vorm van hoge boetes. Als men het er niet mee eens was, moest men maar in Den Haag voor het Hof verschijnen. Zesmaal stuurde het Hof commissarissen uit zijn midden naar Schagen en Burghorn om ter plekke te inspecteren en te praten, te horen en te bevelen. In april 1510 kwamen bijvoorbeeld Abel van Coulster en Jacob Boudinsz ter plekke pools hoogte nemen. Naar aanleiding van hun advies besloot het Hof tot de gedoseerde waterafvoer uit de Burghorn. Beide partijen wisselden via hun procureurs en advo caten zoals gezegd over en weer 30 stukken uit. Op 12 april 1511 troffen zij elkaar weer voor het Hof en hoorde dat voor de zoveelste maal de klachten en beschuldigin gen aan. We weten de afloop al. Het Hof wees Florijs van Wijngaerden en Jacob Boudinsz aan om de partijen te horen en indien mogelijk, tot een compromis te bewe gen. Indien dat niet lukte, moesten zij rapport uitbren gen waarop het Hof vonnis zou wijzen. Dit is het laatste wat wij van het hele proces vernemen. Waarschijnlijk is het een zachte dood gestorven. Er lag inmiddels een uitspraak over het afvoeren van het overstromingswater uit de Burghorn en ook had het Hof beslist over de schadevergoeding voor de ten behoeve van de sluiting van de doorbraak in de Oudedijk afgegraven landerijen. De werkelijk urgente kwesties waren hiermee afgehan deld. Aan de procesvoering waren bovendien hoge kosten verbonden en wat kon er nu eigenlijk nog gewonnen worden? Ten slotte trad eind 1511 een nieuwe heer van Burghorn aan, Gerrit van Beijeren, de tweede zoon van Jan. Zag hij in dat het zakelijk beschouwd zonder meer het beste was de dure strijd te staken?137 BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER 137 In 1517 waren de relaties duidelijk weer geheel hersteld. Dat jaar trad Gerrit op als substituut-schout van Alkmaar voor Joost van Borssele, die dit ambt in de jaren 1515-1524 pachtte. Zie Cox (2005), 35, 38-39.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2019 | | pagina 59