57 Zoute water weg naar Kolhorn Open einde Wijngaarden en Jacob Boudinsz als commissarissen. Die kregen opdracht de partijen te horen en indien mogelijk verzoenen. Mocht dat niet lukken, dan dienden ze verslag uit te brengen aan het Hof, dat vervolgens een uitspraak zou doen. Het Hof van Holland had tussen 15 oktober 1509 en 24 februari 1511 een kleine 20 zittingen nodig om alle kwesties tussen de heerlijkheden Burghorn en Schagen en de heren van Schagen en Burghorn te behandelen. Ondertussen ging het tussen de betrokkenen van dik hout zaagt men planken. Daar moeten we niet zo heel erg van opkijken. Mensen - ook deze laat-middeleeuwse mensen - grijpen niet zelden naar eigen richting tegen degenen die 'hef verkeerd doen en 'het Hof in Den Haag’ was ver weg. Beide partijen ondernamen acties in de hitte van de strijd die niet door de - middeleeuwse - beugel konden, maar ook weer niet ongebruikelijk waren. Het Hof stond voor een moeilijk te ontwarren kluwen van conflicten. Het eerste probleem waarmee de raadsheren na de overstroming werden geconfronteerd, was de afdamming van het sluisje bij de Hale. De reden is duidelijk, Schagen wilde dat zeewater niet in verband met verzilting. Het was het Hof duidelijk dat het water niet terug kon stromen de Zijpe in. In april 1510 werd hiervoor een voorziening getroffen. Burghorn mocht het overstromingswater lozen op de Schager Kogge, echter niet in een grote plens, maar gedoseerd. Op 14 april 1510 trof het Hof een regeling voor het lozen van het zoute water uit Burghorn. De winter was voorbij, het land moest bebouwd worden en uitstel kon de kwestie nu echt niet meer velen. De sluis bij de Hale mocht open tot de sloten van Schagen vol waren en niet verder: 'ende twater blijven binnen den canten vanden sloten vande lande van dat ouwe lant’. Nadat het water via de sluizen bij Kolhorn op de Zuiderzee was gespuid, werd de sluis bij de Hale weer open gedraaid tot de sloten opnieuw vol waren. Dit moest drie of vier keer worden herhaald totdat de Burghorn droog was.136 volledig in zijn recht toen hij een aantal van deze man nen gevangen had genomen. Ze waren immers bezig in zijn heerlijkheid. Hij wilde hen laten berechten door het gerecht van Schagen. Dit alles vormde voor Van Borssele, Schagen en de Schager Kogge reden het Hof te verzoeken de eisers te veroordelen tot het betalen van het pondschot geers- geers gelijk en wel tot in lengte van dagen. Bovendien moesten ze de schade betalen die de gedaagden hadden geleden. Het ging om een bedrag van 500 Rijnse gul dens.134 Tenslotte diende de sluis toegedamd te blijven totdat de Burghorn de dijk naar behoren had gemaakt en de polder weer droog lag. In zijn repliek stelt procureur Cruijf dat in de eerste plaats de eerdere beschikking van het Hof waarbij bepaald was dat Burghorn de sluis bij de Hale mocht gebruiken voor de afwatering niet door bedrog of vals heid tot stand was gekomen. Het was toch zo dat vanaf het moment van de scheiding van de beide heerlijkheden op 3 mei 1463 het enkele maanden eerder afgegeven privilege van Willem van Beijeren over het sluisje niet langer geldig was. Schagen had het op grond daarvan dus niet mogen dichtgooien. Het land van Burghorn lag niet droog, nee, maar dat kwam doordat degenen die verant woordelijk waren voor het onderhoud van de (Nieuwe) dijk - en dat waren de Schager en Niedorper Koggen en het Geestmerambacht - hun plicht niet hadden gedaan. Als die voor de Kerst van 1508 gedaan hadden wat ze hadden moeten doen, dan was er nu geen probleem geweest. Ook bestreed Cruijf dat Burghorn sinds 1463 verplicht was pondschot te betalen. Zulks was gezien alle onkosten niet reëel. Bovendien kwam Schagen daar na al die jaren te laat mee en werd het in het voorgaande plei dooi niet geëist. Tenslotte was Burghorn vrij onder een eigen heer en had men met anderen niets te maken.135 Wat de dijk betreft, Burghorn had aan de dijk gedaan wat er volgens de keur van de dijkgraaf en de heemraden gedaan moest worden, maar de gedaagden niet. Zij waren zoals gezegd zelf degenen die de dijk had den moeten keuren en schouwen. Bovendien hoefden ze niet te wachten tot het land droog zou zijn gevallen voor dat de sluis open mocht om af te wateren via de sloten van Schagen. Dat was immers voordien ook toegestaan. Dat recht werd niet ongeldig toen de dijk doorbrak. Het openbreken van de dichtgegooide sluis was gebeurd op basis van een bevelschrift verleend door het Hof, aldus Cruijf. De gedaagden waren desondanks met 300 man naar de sluis gekomen om de dijkwerkers mo res te leren en hen te beletten de sluis te openen. Daar troffen zij dan zeven of acht Burghorners. Het is duidelijk dat het de heer van Schagen weinig moeite kostte een paar arbeiders gevangen te nemen, terwijl die deden wat ze mochten en moesten doen. Het Hof, gehoord beide partijen, verklaarde dat zij moesten verschijnen voor de raadsleden Floris van BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER 132 133 134 135 136 Zie het hoofdstuk ‘De waterhuishouding: de sluis en de molen’. RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, fol. 80v.-81r. Oftewel 700 Hollandse gulden. RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, fol. 82r.-82v. RAA, polder Burghorn, inv.nr. 18, fol. 71r.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2019 | | pagina 57