56
pondschot - waaruit werken van algemeen belang van
de Kogge werden betaald, maar dat hadden ze tot nu toe
niet gedaan. Ook daarom hoefden Schagen en Schager
Kogge geen water uit Burghorn te accepteren met alle
schade van dien. De eisers hadden dit alles verzwegen.
Ze moesten eerst maar eens hun dijk op de vereiste
hoogte en breedte brengen, want nu liep de polder bij
het geringste stormpje onder.
Niettegenstaande dit alles waren de Burghorners
gecomen mit seker menichte ghewapenderhant an
ende opten ouden dijck ter plaetsen aldaer den sluijse
gelegen hadde ende hebben mit graven spaden ende
ander ghereetscap die voorscreven toeghedamte sluijs
ghewelt gehadt mit crachte op breecken ende den selven
ouden dijck doorgraven’.133 De heer van Schagen stond
De procureurs van de gedaagden brachten naar voren
dat het inmiddels door het Hof uitgevaardigde bevel
tot ongehinderde afwatering van de polder van nul en
generlei waarde was en niet werd opgevolgd, omdat het
de waarheid en de werkelijkheid geweld aan deed. Het
privilege van Willem van Beijeren van 10 februari 1463
bepaalde immers dat bij een dijkdoorbraak of indien
het water over de Nieuwedijk Burghorn in zou stromen,
Schagen de sluis bij de Hale mocht dichtgooien.132 Dat was
nu het geval, Burghorn was onder gelopen en Schagen
stond met de afdamming van de sluis dus volkomen in
zijn recht. Hier kwam bij dat de ingelanden van de Burg
horn ingevolge het privilege van 1463 zolang het sluisje
in de Oudedijk lag geers-geers gelijk, dus naar rato van
hun landbezit, moesten bijdragen aan de belasting - het
BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER
De schilddragers van de balustrade in de rolzaal van het Hof
van Holland in Den Haag. Houtsnijwerk door Joost Jansz, 1511.
Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. BK-NM-144.