50 in eerste instantie niet, de dijk had het begeven 'wel hondert roeden 350 m] vant sluysken’. Hij sloot zijn betoog af door er wederom op te wijzen dat de eventuele schade in de Koggen altemael duer hoerluyden sculde toeghecomen [is] overmits zij altyt deze naeste twee ofte drie jaren onwillich geweest zijn den zeedyck te repareren’. Vastgezette dijkwerkers en in beslag genomen vee109 Hiervoor is duidelijk geworden dat Schagen en de heer van Schagen, Joost van Borssele, het nodige viel te verwijten. Zowel de Nieuwe- als de Oudedijk waren ver waarloosd en er was geen hulp geboden aan de inwoners van Burghorn tijdens de stormvloed. Ze hadden alleen maar aan hun eigen belang gedacht en snel het sluisje bij de Hale dichtgegooid. Daarna was geen begin gemaakt met het herstel van de Nieuwedijk, maar met de Oudedijk, waarmee Burghorn aan zijn lot werd over gelaten. Voor dat werk waren met moeite uit het water gered hooi en riet ingepikt. En tenslotte liet Joost van Borssele in de weken erna de provisorische onder- komentjes die de ingezetenen van Burghorn op de Oudedijk hadden gebouwd in het water gooien, inclusief alle spullen en kostbaarheden van Jan van Schagen en van het kerkje. Onder die omstandigheden wordt het optreden van Jan van Schagen en zijn schout tegen de arbeiders die op last van Joost van Borssele bezig waren met de aanleg van de vingerling of elleboog om de nieuw ontstane wiel in de Oudedijk begrijpelijk. De heer van Burghorn verzette zich fel tegen het afgraven van de nodige specie in zijn toch al verwoeste polder. De zaak liep behoorlijk uit de hand. Volgens dijkrecht begonnen de arbeiders specie af te graven 'ten naesten lande ende ten minsten quetse’, dus uit de dichtstbijzijnde landerijen tegen de geringste schade voor de eigenaar.110 Dat lieten Jan en zijn schout Oirber Woutersz. niet over hun kant gaan. Zij verboden dit. Eerst moesten de schepenen van Burghorn de betrokken landerijen taxeren. BURGHORN VAN KWELDER TOT POLDER Bij de visserij in duikers en sluizen was het vooral om paling te doen. Deze vis werd in de 16e eeuw op grote schaal naar Engeland geëxporteerd. Detail uit een prent uitgegeven door de weduwe Jacobus van Egmont te Amsterdam, circa 1750. Rijksmuseum Amsterdam, objectnr. RP-P-Ob-202.607. jütt jnift tm Dtty mm nln nifi VrrJrjrn (*cn pJuist boni Brtïifiilit af .un U<c tylr jntaffl.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Kring van Vrienden van de Hondsbossche | 2019 | | pagina 50